- Als het een geïsoleerde metalen buis is :
De hoek van schuine standen mag niet groter
dan 45° zijn met een hoogtebeperking van 5 m
tussen de top en de onderkant van de schuine
stand. De totale hoogte van de buis is niet
beperkt.
•
De dichtheid, de isolatie, de doorgangen van
plafond en vloer, de verschillen aan vuur dienen
met
strikte
inachtneming
verwezenlijkt te worden.
4.3 – Aard en kenmerken van de aansluiting
tussen het toestel en de rookafvoer
•
Er moet een aansluiting geïnstalleerd worden
tussen het toestel en de uitgang van de
rookafvoer. Deze leiding moet bestaan uit een
stijve
of
flexibele
brandstoffen, wat kan aangetoond worden door
middel van een gunstige Technische Goedkeuring
voor een directe verbinding met gesloten haarden.
Let
op
dat
zijn
aluminiumstaal en gegalvaniseerd staal.
Let op dat toegestaan zijn: zwart plaatijzer (dikte
min. 2 mm), geëmailleerd plaatijzer (dikt min.0,6
mm), roestvrij staal (dikte min. 0,4 mm).
•
Deze buis moet zichtbaar zijn langs het hele traject
door een valdeur of toegangsrooster en machinaal
veegbaar. Zijn uitzetting mag niet ten koste gaan
van de dichtheid van de verbindingen van de
boven-
en
benedenloop
mechanische welzijn en van het rookkanaal. Zijn
samenstelling en, in het bijzonder, de aansluiting
met het rookkanaal moeten de accumulatie van
roet verhinderen, met name op het moment van
vegen.
•
De verbindingen met het apparaat enerzijds en het
rookkanaal
anderzijds
inachtneming van UTD 24-2-2 en de specificaties
van de fabrikant van de buis verwezenlijkt te
worden, door alle geadviseerde componenten te
gebruiken (uiteinden, overgangen, enz.).
•
Indien de aansluitingsleiding horizontaal is, moet er
een daling van 5 cm per meter bestaan.
4.4 - Voorwaarden voor trekking
•
De trekking wordt gemeten op de aansluitbuis op
ongeveer 50 cm boven de buis van het apparaat.
•
De trekking noodzakelijk voor de goede werking
met gesloten deur:
- 6 Pa bij verlaagde snelheid (0,6 mm EG).
- 12 Pa bij normale snelheid (1,2 mm EG).
Aangezien de evaluatie van de te verwachten
trekking m.b.t. de kenmerken van de buis weinig
zeker zijn, wordt aanbevolen om systematisch een
temperend luikje te plaatsen.
van
UTD
24-2-2
buis
geschikt
voor
verboden:
aluminium,
alsmede
van
dienen
met
strikte
•
De regelaar zorgt voor een goede werking, zelfs bij
moeilijke trekomstandigheden (hoge leidingen,
buizenstelsel). De regelaar moet vlot zichtbaar en
toegankelijk zijn (Fig. 5) en moet zich in de ruimte
waar het toestel staat geïnstalleerd worden.
•
Het luikje voor getemperde trekking heeft geen
invloed op de werking van het apparaat wanneer
de deur open is.
4.5 – Er moet lucht aangevoerd worden om
het toestel goed te laten werken
4.5.1 - Ventilatie van de ruimte waar het apparaat
wordt geplaatst
•
De
werking
aanvullende luchttoevoer dan die noodzakelijk
voor de vernieuwing van reglementaire lucht. Deze
alle
luchttoevoer is verplicht wanneer de woning wordt
uitgerust met een machinale ventilatie.
•
De intake van de luchttoevoer dient geplaatst te
worden ofwel direct buiten, ofwel in een ruimte die
naar buiten wordt geventileerd, en moet door een
rooster beschermd worden (zie geadviseerde
dispositie Fig. 6).
A: GUNSTIG
Voorkant onder dominerende wind: bevordert
de stroming van de verse lucht en de rook.
B: ONGUNSTIG
Voorkant tegenover dominerende wind.
•
De uitgang van de luchttoevoer moet zo dicht
zijn
mogelijk bij het toestel zijn. Deze moet afgesloten
kunnen worden indien de uitgang rechtstreeks in
de ruimte uitkomt. Tijdens de werking van het
toestel moet men nagaan of deze niet verstopt is.
•
De doorsnede van de luchttoevoer dient minstens
gelijk te zijn aan een kwart van de doorsnede van het
rookkanaal met een minimum van zijn 50 cm² voor
gebruik enkel met gesloten deur.
•
Het kan noodzakelijk zijn om extractie van de
machinale ventilatie te stoppen om de toevoer van
rook in de ruimte te vermijden bij opening van de
deur.
4.5.2 – Externe aansluiting verbrandingslucht
•
Het toestel is uitgerust met een luchtingang aan de
achterkant. Zo kan buitenlucht worden aangevoerd
via een aluminium buis met diam. 80. De lengte
mag niet langer zijn dan 3 meter.
•
Bevestig de koker op de tuit met een metalen ring.
Opmerking: In geen geval mag de ventilatie van het
lokaal waarin het toestel geïnstalleerd is (paragraaf
4.5.1) opgeheven worden.
4.6 - Aard van de muren en wanden die aan
het apparaat grenzen
54
van
het
apparaat
vereist een