5.6 - Aard van de muren en wanden die aan
het apparaat grenzen
5.6.1 - Advies voor ingebruikname
Alle brandbare of afbreekbare materialen onder invloed
van de temperatuur dienen verwijderd te worden, op en
in de wanden (vloeren, muren en plafonds) op de
plaats van de schoorsteen en de haard.
•
De aankleding van het apparaat dient met
onbrandbare materialen verwezenlijkt te worden,
MO geklasseerd.
•
De vloer dient van onbrandbare materialen te zijn
onder het apparaat tot tenminste 400 mm van de
voorkant van het apparaat.
•
Wanneer de bovenbalk in brandbaar materiaal is
(houten balk bijvoorbeeld), is het noodzakelijk om
deze te beschermen door onbrandbaar materiaal,
een ventilatieraam of door een voorzet (zie UTD
24-2-2 en voorbeeld Fig. 14).
•
Als de steunmuur een lichte wand is of een muur
met een opgenomen brandbare isolatie, dient er
een verdubbeling met onbrandbare materialen
verwezenlijkt te worden (cellulair beton van 10 cm
met een luchtlaagje van 2 cm over de hele breedte
van de schoorsteen met een overschot van 5 tot 10
cm).
5.6.2 - Inbouwnoteringen - Bescherming van de
wanden en aankledingen met brandbare of
door
de
hitte
Convectietraject.
•
Om verhitting van de aankleedwanden te beperken
tot 65 K (K = graden Celsius boven de
kamertemperatuur), en een goede werking van het
apparaat te verkrijgen, is het noodzakelijk om de
volgende disposities in acht te nemen.
•
Voorts
garanderen de aangegeven minimale
inbouwafmetingen
bedieningsorganen,
bewegingsvrijheid voor de beweegbare organen,
de toegang en het demonteren van de te
vervangen onderdelen.
•
Dit apparaat staat twee verschillende disposities
van het luchtconvectie traject toe : bestaand
5.6.2.1 - Dispositie Haard:
•
Zij correspondeert over het algemeen met de
bouw van de schoorsteen rond de haard.
•
De te verwarmen lucht volgt 2 verschillende
trajecten (Fig. 8) :
-
Traject 1: geïntegreerd in het apparaat (dubbele
laag) met ingang door de voorkant d en uitgang
door de bovenkant b.
Traject 2: gebaseerd op het bouwwerk met ingang
-
door de brandstapel f en tussen de voorzet en het
apparaat c en uitgang door de afzuiging a.
aangetaste
materialen
de
toegang
tot
een
voldoende
In dat geval dienen de volgende handelingen gedaan
-
te worden (Fig. 10) :
De warme luchtuitlaten openen die op de bovenkant
-
van de dubbele laag (A) zijn voorgesneden.
De afsluiter van de frontale warme luchtuitlaat (B)
-
monteren.
De verticale wanden (2 zijwanden, de achterkant en
-
de
frontale
beschermen :
Rockwool, geleidingsvermogen lager dan 0,04 W/m
° C, dikte 30 mm, bedekt met een laagje aluminium,
gericht op de straling van de haard.
De vloer beschermen :
-
Door het apparaat op een plaat van gesmolten
cement te leggen, geleidingsvermogen 2 W/m ° C,
dikte 40 mm, 80 mm van de bodem verwijderd.
•
De minimale inbouwafmetingen dienen in acht
genomen te worden en het luchtconvectie traject
verwezenlijkt, weergegeven op Fig. 11 (aankleding
die rond de haard gebouwd moet worden).
•
Een verlaagd geïsoleerd plafond plaatsen (Fig. 17).
5.6.2.2 - Dispositie Inzethaard:
•
Zij correspondeert over het algemeen met het
plaatsen van het apparaat in een bestaande
schoorsteen : de toevoer van de te verwarmen lucht
door de onderkant of de brandstapel en de afvoer van
-
warme lucht door de afzuiging is niet haalbaar.
•
De te verwarmen lucht volgt 2 verschillende trajecten
(Fig. 9) :
Traject 1 : geïntegreerd in het apparaat (dubbele
-
laag) met ingang door de voorkant d en uitgang
door de voorkant e (de warme luchtuitlaten door de
bovenkant b zijn afgesloten).
de
Traject 2: gebaseerd op het bouwwerk met ingang
-
door de 2 zijkanten c en uitgang door de voorkant
van het bouwwerk a.
In dat geval dienen de volgende handelingen gedaan
-
te worden (Fig. 10) :
-
Controleer dat de afsluiter van de frontale warme
luchtuitlaat is gedemonteerd (C) :
. Warme luchtuitlaat door de voorkant.
Beschermen de verticale wanden (2 zijwanden en de
-
achterkant) met een isolatiemateriaal :
. Rockwool, geleidingsvermogen lager dan 0,04 W/m
° C, dikte 30 mm, bedekt met een laagje aluminium,
gericht op de straling van de haard.
De bodem moet uit bakstenen of vuurvast beton
-
bestaan :
. Geleidingsvermogen lager dan 0,1 W/m ° C, dikte
110 mm.
71
wand)
met
een
isolatiemateriaal