OPMERKING: Illustraties en pictogrammen beginnen op
pagina 1.
Plaats van de bedieningselementen
(Figuur 8, Figuur 10)
Bediening van de mesrotatie (A) — Gebruik om de
mesrotatie in werking te zetten en te stoppen.
Rempedaal (B) — Gebruik het rempedaal om snel te
stoppen.
Lichtschakelaar (C) — De lichtschakelaar is het eerste
gedeelte van de ontstekingsschakelaar. Draai, terwijl de
motor loopt, de sleutel in de stand voor het licht.
Ontstekingsschakelaar (C) — Gebruik de
ontstekingsschakelaar om de motor te starten en te stoppen.
Snelheidspedaal (D) — Gebruik het snelheidspedaal om
de snelheid of de rijrichting van de machine te veranderen.
Hoogte-instellingshendel (E) — Gebruik de hoogte-
instellingshendel om de maaihoogte in te stellen.
Handrem (F) — Trek de handrem aan als u de
bestuurdersplaats verlaat.
Gashendel (G) — Gebruik de gashendel om de snelheid
van de motor te verhogen of te verlagen.
(Figuur 10) Automatische aandrijvingsontkoppeling
(A) — Ten einde de machine te duwen, moet u de
automatische aandrijvingsontkoppeling gebruiken om de
transmissie te ontkoppelen.
Functies en bedieningselementen
Assessoires
Deze machine kan gebruikt worden met meerdere
assessoires. Deze machine kan een gazonveger, beluchter
of zaaigoedverdeler trekken. Hij is echter niet geschikt
om assessoires te trekken die met de bodem in aanraking
komen, zoals een ploeg, eg of cultivator.
Het maximale gewicht voor aanhangassessoires is 113 kg.
(250 lbs).
9