IT
ES
werkdruk te veranderen.
Dit moet absoluut door erkende vak-
mensen gedaan worden. Zodra de
PT
werkdruk veranderd is moeten de
regelaars verzegeld worden.
FR
LET OP: Om de maximum en mini-
BE
mum druk te controleren moet u het
plastic kapje van de modulator (3 fig.
15) erop laten zitten en de manome-
ter zoals getoond op fig. 14/a mon-
teren. Om de druk in te stellen moet
u de VENT aansluiting van de dichte
kamer afkoppelen.
4.2. 1 Maximum branderdruk
De maximum branderdruk zoals ver-
meld in Tabel 3 wordt bepaald door
het diafragma dat vóór de gasklep
geplaatst is (fig. 10). De gasklep ver-
eist dus geen enkele afstelling maar
de toevoerdruk moet alleen wel aan de
in punt 1.3 vermelde waarden aange-
past worden.
Controleer in ieder geval of de waar-
den van de maximum druk in de buurt
zijn van de in Tabel 3 vermelde waar-
den.
4.2.2 Instelling van de minimum
branderdruk (fig. 15)
Om de minimum druk in te stellen
moet u als volgt te werk gaan:
– Sluit een manometer in U-vorm met
waterkolom of een gewone mano-
meter op de drukmeetaansluiting
stroomafwaarts van de gasklep aan
(4 fig. 14).
– Koppel de VENT aansluiting van de
dichte kamer af (fig. 14/a).
– Schakel de stroomtoevoer van de
modulator uit en verwijder het plas-
tic kapje (3) van de modulator.
– Zet de ketel aan en zet de knop van
de ketelthermostaat op de hoogste
waarde.
– Draai net zolang aan de schroef (2)
totdat u de waarde van de minimum
druk vindt zoals vermeld in Tabel 3.
Om de druk te verlagen moet u de
schroef tegen de wijzers van de klok
in draaien; om de druk te verhogen
moet u de schroef met de wijzers
van de klok mee draaien.
– Zet de ketel meerdere keren uit en
weer aan en laat daarbij steeds de
kraan van het sanit aire warme
water openstaan en controleer of
de druk met de in Tabel 3 vermelde
waarden overeenstemt.
– Sluit de VENT aansluiting weer op de
70
DICHTE KAMER
VENT AANSLUITING
TABEL 3
Gassoort
mbar
G20/G25
G30
G31
dichte kamer aan en breng het plas-
tic kapje van de modulator weer
aan.
– Schakel de stroomtoevoer van de
modulator weer in.
4.3
OVERSCHAKELEN OP
EEN ANDERE GASSOORT
De omschakeling van een gas van de
e
2
familie op een gas van de 3
is toegelaten in Frankrijk, maar niet
in België.
De ketel wordt in de fabriek gemon-
teerd voor het gebruik van gassen van
e
de 2
familie (aardgas)und de 3
(vloeibaar gemaakte gassen).
4.4
REINIGING EN ONDERHOUD
Het preventieve onderhoud en de con-
MANOMETER
DRUKMEETAANSLUITING
Max. branderdruk
Min. branderdruk
mbar
12,0/16,0
28, 1
35,9
LEGENDE
1 Instelmoer maximum druk
2 Instelmoer minimum druk
3 Plastic kapje
trole van de werking van de toestellen
en van de beveiligingssystemen moet
na afloop van elk seizoen itgevoerd
worden en mag uitsluitend verrricht
worden.
4.5
STORINGEN
IN DE WERKING
e
familie
De hoofdbrander start niet noch tij-
dens de vraag om sanitair warm
water noch tijdens de vraag om ver-
warming.
– Controleer waterdrukschakelaar en
vervang hem in voorkomend geval.
e
familie
– Contr oleer de wer king aan de
begrenzings thermos t aat en de
rookgasdrukschakelaar.
– De ventilator functioneert maar op
een lager aantal toeren en activeert
de rookgasdrukschakelaar niet en
moet dan ook vervangen worden.
Fig. 14/a
7, 1
17,8
23,3
Fig. 15