3
GEBRUIKSAANWIJZING EN ONDERHOUD
– Wanneer het toestel defect is en/of niet goed werkt, moet men het uitschake-
len en niet proberen om te repareren of een rechtstreekse interventie uit te
voeren. Wendt u uitsluitend tot gekwalificeerd technisch personeel.
– Om veiligheidsredenen kan de gebruiker geen toegang krijgen tot de interne on-
derdelen van het apparaat. Alle handelingen die de verwijdering van beschermin-
gen beogen, of hoe dan ook toegang tot gevaarlijke onderdelen van het apparaat,
moeten worden uitgevoerd door gekwalificeerd personeel.
– Het apparaat kan gebruikt worden door kinderen die ouder zijn dan 8 jaar en door
mensen met verminderde lichamelijke, zintuiglijke of geestelijke capaciteiten,
of zonder ervaring of de benodigde kennis, op voorwaarde dat zij onder toezicht
staan of instructies ontvangen hebben over het veilige gebruik van het apparaat
en de daaraan inherente gevaren begrijpen. Kinderen mogen niet met het appa-
raat spelen. De reiniging en het onderhoud dat door de gebruiker uitgevoerd moet
worden, mag niet door kinderen zonder toezicht uitgevoerd worden.
3.1
NA TE KIJKEN PUNTEN
ALVORENS MEN DE KETEL
IN WERKING STELT
Indien men de ketel voor de eerste maal
opstart raden wij aan volgende punten
na te kijken:
– is er water in de installatie en is deze
goed ontlucht;
– zijn de kranen open;
– is de afvoerleiding van de verbran-
dingsgassen vrij;
– zijn de elektrische aansluitingen en de
aarding correct uitgevoerd;
– bevinden er zich geen brandbare vloei-
stoffen of materialen in de nabijheid
van de ketel;
– is de circulatiepomp niet geblokkeerd.
3.2
INBEDRIJFSTELLING
EN WERKING
3.2.1
Inbedrijfstelling
van de ketel (Abb. 7)
Ga als volgt te werk om de ketel in wer-
king te stellen:
– verzeker
u
ervan
"Testcertificaat" zich niet in de ver-
brandingskamer bevindt;
– zet de ketel met de hoofdschakelaar
(1) onder spanning; aan de hand van
het feit dat het groene led-indicatie-
lampje (3) gaat branden kunt u con-
troleren of het toestel onder stroom
staat. De brander gaat aan;
– stel de ketelaquastaat (5) van de ver-
warmingsketel in op een tempera-
tuur van tenminste 60°C. De inge-
stelde temperatuurwaarde kan aan de
60
BELANGRIJKE AANWIJZINGEN
hand van de thermometer (4) worden
gecontroleerd.
3.2.2
Veiligheidsaquastaat (Abb. 7)
Zodra de temperatuur in de ketel boven
de 100°C stijgt schakelt de veiligheids-
aquastaat, die een handmatige reset-
2
dat
het
functie heeft (2), in waardoor de brander
onmiddellijk dooft. Om de ketel weer
in werking te stellen moet u het zwarte
kapje eraf schroeven en moet u op het
knopje dat zich daaronder bevindt druk-
ken.
Als dit verschijnsel zich vaak voordoet
dan moet u een erkende vakman inscha-
kelen om de ketel na te laten kijken.
4
3
1
LEGENDE
1 Hoofdschakelaar
2 Veiligheidsaquastaat
3 Groene led stroom ingeschakeld
4 Keteltermometer
5 Ketelaquastaat
5
Abb. 7