Montage
Ontvangst van een unit
Controleer de verpakking van de unit op beschadiging.
Verwijder de verpakking en controleer de unit op transportschade.
De verpakking bevat de basisunit en – indien deze deel uitmaakt van
de levering – de omkasting.
Controleer of alle bestelde onderdelen geleverd zijn.
Voorbereiding voor de montage
Verwijder de op de verpakking gedrukte boormal en breng deze
aan op de plaats waar de basisunit geplaatst moet worden. Haal de
omkasting – indien deze deel uitmaakt van de levering – pas uit de
verpakking nadat de basisunit geplaatst is.
Plaats voor de montage de omkasting op de basisunit. Haak hem
aan de speciale nokken aan de achterkant van de unit. Bevestig met
behulp van de 2 meegeleverde schroeven (Fig. 14-15).
Wanneer de unit op een hoogte van 150 mm of minder vanaf de
vloer wordt geïnstalleerd, moeten de met de basisunit meegeleverde
hoekprofielen worden gebruikt, om te voorkomen dat de bewegende
delen toegankelijk zijn (Fig. 14-15).
Monteer bij montage op meer dan 150 mm boven de vloer het
retourluchtrooster (42N9054-42N9055-42N9056-42N9057, afhankelijk
van type unit). Voor een horizontale installatie met een afstand tot de
vloer van meer dan 2,5 m hoeven de geleverde hoekprofielen niet te
worden gebruikt. Voor een horizontale installatie met een afstand tot
de vloer van meer dan 2,5 m hoeven de geleverde hoekprofielen niet
te worden gebruikt.
Montage
Monteer eerst eventuele accessoires. Zie hiervoor de meegeleverde
instructies.
Het wordt aanbevolen om het afdekklepje te borgen aan de zijde
tegenover die van de regeling, of - wanneer de regeling niet in de unit
gemonteerd wordt - aan beide zijden.
Doorboor het voorgestanste deel van het afdekklepje om de schroef
in te brengen.
Het is ook mogelijk het afdekklepje van de regeling te vergrendelen.
Verticale unit, vloermontage (Fig. 18)
Units met omkasting worden geleverd met vloersteunen en
afdekplaatje.
Gebruik de meegeleverde boormal voor de juiste plaatsing en het
boren van de gaten.
Boor 4 gaten voor de pluggen ter hoogte van de bovenste en onderste
montagepunten.
Monteer de vloersteunen door de nokken in de sleuven op de
bodemplaat te steken (Fig. 17). De andere nokken komen in de gaten
van de vloersteunen. Bevestig de vloersteunen aan de bodemplaat
met de clips.
Wanneer er een plint op de wand zit, verwijder dan de voorgestanste
nok van het afdekplaatje. Plaats elk afdekplaatje zodanig dat het past
op de openingen in de omkasting; bevestig het met de meegeleverde
schroeven.
Plaats de unit tegen de wand en zet hem met schroeven vast. Gebruik
schroeven met een platte kop om de omkasting
gemakkelijker te kunnen aanbrengen.
Maak de elektrische en waterzijdige aansluitingen zoals aangegeven
op het schema in de schakelkast. Monteer daarna de omkasting,
indien toegepast, zoals hierboven beschreven.
Units zonder omkasting (42NF-42NP) moeten door de installateur in
bedrijf worden gesteld conform de Europese richtlijnen EN 60335-1
en EN 60335-2-40 (toegang tot elementen die onder spanning staan
en bewegende delen). (De figuren 18A en 18B zijn voorbeelden).
ATTENTIE: Bij vaste vloerbedekking moeten de boorgaten 10 mm
hoger worden geboord (zoals aangegeven op de boormal).
42N_S 42N_E
78
Verticale unit, wandmontage
Deze unit wordt geleverd zonder vloersteunen en afdekplaatjes.
De unit moet minimaal 100 mm boven de vloer worden gemonteerd.
Volg de hierboven beschreven instructies.
Horizontale unit, plafondmontage (Fig. 19-20)
Gebruik de boormal voor de juiste plaatsing (boormal is afgedrukt op
de verpakking).
Unit met omkasting 42NM en 42NZ
Boor vier gaten voor de pluggen ter hoogte van de vier
montagepunten, fig. 19 (2 zijkant/2 voorkant).
Inbouwunit 42NF en 42NP
Bevestig de twee meegeleverde beugels voor horizontale montage
op de unit en borg ze met de schroeven (Fig. 20).
Maak de vier gaten voor de pluggen bij de vier montagepunten aan
de zijkant.
Draai de schroeven tot halverwege in de pluggen in het plafond en
haak de unit aan de schroeven. Draai de vier schroeven vervolgens
volledig vast.
Zorg ervoor dat de ventilatorconvector waterpas hangt.
Maak de water- en elektrische aansluitingen.
Condensaatafvoer
Het tijdens de koelcyclus gevormde condensaat wordt opgevangen
in een bak onder de batterij en afgevoerd via een afvoerleiding aan de
aansluitzijde van de batterij.
Gebruik voor de afvoer een flexibele leiding met een binnendiameter
van 20 mm. Zorg ervoor dat de leiding niet geknikt of verstopt is en een
afschot heeft van ten minste 2%. Het gebruik van een sifon wordt sterk
aanbevolen (Fig. 9)
Controle
Giet water in de condensaatbak om na te gaan of het water goed
wegloopt, alvorens de unit in bedrijf te stellen.
Controleer het afschot en zoek naar eventuele verstoppingen wanneer
het water niet goed wordt afgevoerd.