NL
NEDERLANDS
2 - Instelling van het aantal apparaten en de reserves
2.1 - NA: actieve apparaten
Hiermee wordt het maximale aantal apparaten ingesteld dat betrokken is
bij het pompen.
Mogelijk zijn de waarden van 1 tot en met het aantal aanwezige ap-
paraten (max. 4). De standaardwaarde voor NA is N, d.w.z. het aantal
apparaten dat aanwezig is in de keten; dit wil zeggen dat als er ap-
paraten aan de keten worden toegevoegd of eruit worden verwijderd, NA
altijd de waarde krijgt die gelijk is aan het aantal aanwezige apparaten
dat automatisch gedetecteerd is. Door een andere waarde dan N in te
stellen wordt het maximumaantal apparaten dat betrokken kan zijn bij het
pompen vastgelegd op het ingestelde aantal.
Deze parameter dient voor het geval er een beperking voor het aantal
pompen geldt dat men ingeschakeld kan of wil houden, en in het geval
men een of meer apparaten als reserve wil houden (zie 2.3 IC: configura-
tie van de reserve en de voorbeelden erna). Op deze menupagina is het
tevens mogelijk de andere twee systeemparameters te zien die verband
houden met deze waarde (zonder dat ze kunnen worden gewijzigd),
d.w.z. N (aantal aanwezige apparaten dat automatisch door het systeem
gedetecteerd wordt) en NC (maximumaantal gelijktijdige apparaten)..
2.2 NC: gelijktijdige apparaten
Hiermee wordt het maximale aantal apparaten ingesteld dat tegelijker-
tijd kan werken.Mogelijke waarden zijn 1 en NA. Standaard krijgt NC
de waarde NA, dit wil zeggen dat NC de waarde van NA houdt, hoe NA
ook toeneemt. Door een andere waarde in te stellen dan NA wordt de
waarde afgekoppeld van NA en wordt het ingestelde aantal vastgesteld
op het maximale aantal gelijktijdige apparaten. Deze parameter dient
voor het geval er een beperking voor het aantal pompen geldt dat men
ingeschakeld kan of wil houden (zie 2.3 IC: configuratie van de reserve
en de voorbeelden erna).Op deze menupagina is het tevens mogelijk
de andere twee systeemparameters te zien die verband houden met
deze waarde (zonder dat ze kunnen worden gewijzigd), d.w.z. N (aantal
aanwezige apparaten dat automatisch door het systeem gelezen wordt)
en NA (maximumaantal actieve apparaten).
34
2.3 IC: configuratie van de reserve
Deze parameter configureert het apparaat als automatisch of reserve. Als
hij wordt ingesteld op automatisch (standaard), is het apparaat betrokken
bij het normale pompen, als hij geconfigureerd is als reserve, krijgt het de
laagste prioriteit bij het starten, d.w.z. het apparaat waarop deze instelling
betrekking heeft, start altijd als laatste. Als er een aantal actieve ap-
paraten wordt ingesteld dat lager is dan het aantal aanwezige apparaten
en er wordt één element ingesteld als reserve, heeft dit als gevolg dat, als
er geen problemen zijn, het reserveapparaat niet deelneemt aan het nor-
male pompen. Als er daarentegen een defect is op een van de werkende
pompen (bv. geen elektrische voeding, inschakeling van een beveiliging
enz.), start ook het reserveapparaat.
De configuratiestatus "reserve" is op de volgende manieren zichtbaar: op
de pagina Systeem met meerdere pompen is het bovenste deel van het
pictogram gekleurd; op de AD- en hoofdpagina verschijnt het communi-
catiepictogram met het adres van het apparaat met het nummer op een
gekleurde achtergrond. Er kan ook meer dan één apparaat geconfigu-
reerd zijn als reserve binnen een pompsysteem.
Ook als als reserve geconfigureerde apparaten niet betrokken zijn bij het
normale pompen, worden ze echter efficiënt gehouden door het algoritme
dat stagnering verhindert. Het algoritme dat stagnering tegengaat zorgt
er eenmaal per 23 uur voor dat de startprioriteit wordt verwisseld, en laat
minstens één minuut achtereen een stroming leveren door elk apparaat.
Dit algoritme is bedoeld om kwaliteitsverslechtering van het water in de
rotor te voorkomen en om de bewegende delen efficiënt te houden; het is
nuttig voor alle apparaten en in het bijzonder voor de als reserve gecon-
figureerde apparaten die in normale omstandigheden niet werken.
2.3.1 - Configuratievoorbeelden voor installaties met meerdere
pompen
Voorbeeld 1:
Een pompgroep bestaande uit 2 apparaten (N=2, automatisch gedetect-
eerd) waarvan er 1 is ingesteld als actief (NA=1), één als gelijktijdig (NC=1
of NC=NA aangezien NA=1 ) en één als reserve (IC=reserve op een van
de twee apparaten).
Dit heeft het volgende effect: het apparaat dat niet als reserve is gecon-