NL
VERTALING VAN DE OORSPRONKELIJKE INSTRUCTIES
V E R K L A R I N G
V A N
VEILIGHEIDSWAARSCHUWINGEN VAN DE BATTERIJLADER
(Fig. 1)
1) Gebruik het apparaat uitsluitend in gesloten ruimten
2) Frequentie en voedingsspanning
3) Spanning en stroom van de acculader
4) Toestel met dubbele isolatie
5) Type machine: ACCULADER
6) EG-conformiteitsmerk.
7) Bouwjaar
8) INFORMATIE VOOR DE GEBRUIKERS - In de zin van de
Richtlijnen 2011/65/EG en 2012/19/EG betreffende
beperking van het gebruik van gevaarlijke stoffen in
elektrische en elektronische apparatuur, alsook de
afvoer als afval.
Het symbool van de doorgekruiste verrijdbare afvalbak op de
apparatuur geeft aan dat het product, wanneer het wordt afgedankt,
gescheiden van ander afval moet worden ingezameld.
De gebruiker mag afgedankte apparatuur daarom afleveren bij een
inzamelpunt van elektronisch en elektrisch afval voor gescheiden
verwerking, of de apparatuur teruggevan aan de winkelier op het
moment dat hij/zij nieuwe apparatuur van hetzelfde type
aanschaft, in de verhouding van één op één.
De correcte gescheiden inzameling voor latere recycling, behandeling
en milieuvriendelijke verwerking van afgedankte apparatuur vormt
een bijdrage tot het vermijden van mogelijke negatieve gevolgen
voor het milieu en de gezondheid, en bevordert de recycling van de
materialen waaruit de apparatuur is vervaardigd.
Op illegale afvoer als afval van het product door de gebruiker staan
de sancties die worden voorzien door de nationale wetgeving.
VEILIGHEIDSVOORSCHRIFTEN VAN DE BATTERIJLADER
1) Gebruik uitsluitend de door de fabrikant aanbevolen acculaders
om de accu's te laden. Een acculader die voor een bepaald soort
accu is ontworpen, kan brandgevaar veroorzaken als hij met
andere soorten accu's wordt gebruikt.
2) Probeer nooit niet-oplaadbare accu's op te laden.
3) Bij een onjuist gebruik kan er vloeistof uit de accu stromen.
Voorkom contact met de vloeistof. Spoel bij onbedoeld contact
de desbetreffende zone met water. Wend u bovendien tot een
arts als de vloeistof in contact komt met de ogen. De vloeistof
die uit de accu stroomt kan huidirritatie of brandwonden
veroorzaken.
4) Controleer de gegevens op het plaatje van de acculader. Ga na of
u de acculader op een elektrisch stopcontact aansluit met
dezelfde netspanning als op het plaatje van de technische
gegevens vermeld staat. Sluit de acculader nooit op een andere
netspanning aan.
5) Vervang de acculader als de kabel beschadigd is.
6) Houd de acculader, de accu's en het draadloze apparaat buiten
bereik van kinderen.
7) Gebruik geen beschadigde acculaders.
8) Gebruik de acculader niet om andere draadloze apparaten op te
laden.
9) Bij oververhitting van de batterij kan deze niet worden
opgeladen. U dient enkele minuten te wachten totdat de
oplaadcondities goed zijn hersteld.
10) Laad de accu's niet overmatig op. Overschrijd de maximale
oplaadtijd niet. Deze oplaadtijden gelden alleen voor lege accu's.
De frequente plaatsing van volledig of gedeeltelijk opgeladen
accu's kan een overmatige lading en de beschadiging van de
cellen tot gevolg hebben. Laat accu's niet voor lange periodes in
de acculader zitten.
11) Het laden van de accu bij een temperatuur van minder dan 10°C
kan chemische schade aan de cellen veroorzaken en brand tot
gevolg hebben.
12) Gebruik geen accu's die tijdens het laadproces oververhit zijn
58
D E
S Y M B O L E N
geraakt, omdat de cellen ernstige schade kunnen hebben
geleden.
E N
13) Gebruik geen accu's die tijdens het laden vervormd zijn of die
andere afwijkingen vertonen (uitstoot van gas, gesis, scheuren,
enz.).
14) Ontlaad de accu's nooit volledig (max. aanbevolen
ontladingsdiepte 80%). Een volledige ontlading veroorzaakt de
vroegtijdige veroudering van de cellen van de accu.
15) Gebruik de acculader niet in ruimten die toegankelijk zijn voor
kinderen of personen die niet voldoende geïnstrueerd zijn voor
het gebruik.
16) Bescherm de acculader tegen vocht en regen. Regen en vocht
kunnen ernstige schade aan de cellen veroorzaken.
17) Gebruik de acculader niet in explosieve en ontvlambare ruimten.
18) Gebruik de acculader uitsluitend in droge omgevingen met een
omgevingstemperatuur van 10-40°C.
19) Bewaar de acculader niet in omgevingen waarin de temperatuur
hoger kan worden dan 40°C. Laat de acculader in het bijzonder
niet achter in voertuigen die in de zon geparkeerd zijn.
20) Bescherm de accu tegen oververhitting. Overbelasting, een te
volle lading en blootstelling aan direct zonlicht veroorzaken
oververhitting en schade aan de cellen. Laad of gebruik in geen
geval accu's die oververhit zijn geweest; vervang ze zo mogelijk
onmiddellijk.
21) Bij overbelasting en oververhitting wordt de accu om
veiligheidsredenen uitgeschakeld met behulp van het
beveiligingscircuit. Koppel de stekker van de acculader los en
verwijder de accu. Wacht tot de accu afgekoeld is. Zodra de accu
is afgekoeld, kan met opladen worden begonnen.
22) Dit apparaat is niet bedoeld om te worden gebruikt door
personen (inclusief kinderen) met beperkte lichamelijke,
zintuiglijke of geestelijke vermogens of zonder ervaring en
kennis, mits ze onder toezicht staan van een persoon die
verantwoordelijk is voor hun veiligheid of door deze persoon
voor het gebruik van het apparaat zijn geïnstrueerd. Kinderen
moeten onder toezicht staan om te garanderen dat ze niet met
het apparaat spelen.
23) Bewaar deze handleiding zorgvuldig en raadpleeg hem voor elk
gebruik van de acculader.
24) Houd alle etiketten met gevaar- en veiligheidssignaleringen in
perfecte conditie. Als ze beschadigd of onleesbaar worden,
moeten ze onmiddellijk worden vervangen (zie Afb. 1).
25) Vergeet niet dat de eigenaar of de gebruiker aansprakelijk is voor
ongevallen of risico's geleden door derden of voor schade aan
goederen.
26) Gebruik het snoer uitsluitend op de juiste manier.
Gebruik het snoer NOOIT om het elektrische gereedschap
te vervoeren of te trekken, of om de stekker uit het
stopcontact te trekken. Houd de kabel uit de buurt van
warmtebronnen, olie, scherpe randen of beweegbare
onderdelen. Beschadigde of verwarde snoeren verhogen het
risico op elektrische schokken.
27) Probeer de acculader NOOIT te openen of te repareren.
28) De stekkers van de elektrische gereedschappen moeten
geschikt zijn voor het stopcontact. Breng NOOIT
wijzigingen aan de stekker aan. Gebruik GEEN adapters
met geaarde voedingseenheden (met aarding). Originele
stekkers en overeenkomende stopcontacten verminderen het
risico op elektrische schokken.
DE BATTERIJ OPLADEN (Fig.2)
1. Haal de batterij uit de motor (raadpleeg het deel: DE BATTERIJ
VERWIJDEREN)
2. Open het stofkapje van de AC-interface (D)
3. Sluit de batterijlader op het stopcontact aan;
4. Sluit het stekkertje (I) van de batterijlader op de AC-interface
(H) van het batterijpakket aan. Verwijder de batterij en plaats
hem opnieuw, als het rode oplaadlampje (F) niet verschijnt. Zorg
ervoor dat het batterijpakket goed op de batterij is aangesloten: