Kettingrem controleren
Let op!
Controleer de functie van de kettingrem altijd vóór
aanvang van de werkzaamheden.
1.
Plaats de motorkettingzaag op de grond en start
deze.
2.
Houd de motorkettingzaag stevig en veilig vast
aan de beugel en de handgreep.
3.
Laat de motor met een gemiddeld motortoerental
draaien.
4.
Druk met de achterkant van uw hand de
handbescherming naar voren (H). De zaagketting
moet direct tot stilstand komen.
5.
Breng de motor direct weer naar het stationair
toerental en los de kettingrem.
Let op!
Komt de zaagketting niet direct tot stilstand, mag de
motorkettingzaag niet gebruikt worden.
Bezoek de werkplaats van de servicedienst.
Onderhoud en verzorging
Reinig de motorkettingzaag na gebruik grondig.
Let op!
Vóór onderhouds- en verzorgingswerkzaamheden:
Motor uitschakelen en laten afkoelen
Bougiedop lostrekken
Draag veiligheidshandschoenen.
Slijpen van de zaagketting
Een correct geslepen zaagketting vermindert het
terugslaggevaar en voorkomt hoge kettingslijtage.
Een scherpe zaagketting maakt goedgevormde spanen.
Maakt de ketting zaagsel, moet ze geslepen worden.
We raden onervaren gebruikers aan, de
zaagketting door een vakman te laten slijpen.
Gebruik voor het slijpen geschikt gereedschap:
Kettingvijl rond Ø =4,0 mm
Vijlgeleiding
Kettingmeetmal.
32
Let op!
Alle snijtanden moeten even lang zijn. Ongelijke
tandlengten veroorzaken een ruwe kettingloop en
uiteindelijk het breken van de ketting.
De minimale lengte van de snijtanden is 4 mm (P).
Vervang daarna de zaagketting.
Voor het eenvoudig naslijpen zijn 2 tot 3 vijlstreken van
binnen naar buiten voldoende (O).
Houd de hoeken op de snijtand aan (P).
Bij het gebruik van het voorgeschreven slijpgereedschap
en bij correcte behandeling worden de voorgeschreven
hoekwaarden van hoeken A en B (P) automatisch
bereikt.
Laat de zaagketting na 3- tot 4-maal zelf
slijpen in een vakwerkplaats naslijpen. Daar
wordt ook de dieptebegrenzing (P, afstand D)
nageslepen.
Reinigen van de binnenruimte van het
kettingwiel
1.
Schroef koppelingsafdekking los.
2.
Reinig de binnenruimte met een kwast.
3.
Verwijder de zaagketting en geleiderail.
Geleiderail
Keer de geleiderail regelmatig om (bijv. elke 8
bedrijfsuren),
zodat
voorkomen. Controleren op beschadigingen.
Houd railgroef (Q/1) en olietoevoerboring (Q/2)
schoon. Verwijder uitstekende bramen (Q) met een
vijl.
Smeren van sterwielen in de geleiderail:
1.
Reinig de smeerboring aan beide zijden van het
railuiteinde zorgvuldig (R).
2.
Pers er met een vetpistool aan beide zijden vet
in, tot het vet er aan de uiteinden van het sterwiel
gelijkmatig uitkomt. Draai het sterwiel daarbij.
De zaagketting hoeft voor het smeren niet
verwijderd te worden.
Vertaling van de originele gebruikershandleiding
eenzijdige
slijtage
wordt