Fout sonde kamer
In geval de sonde kamer defect blijjkt te zijn of de relatieve verbinding onderbroken blijkt te
zijn, verschijnt op de display het label [E0].
De machine blijft functioneren in de conserveringsfase op basis van de aan de parameters
"C5" en "C6" toegekende waarden.
De interne koeling blijft functioneren op basis van de aan de parameter "F7" toegekende
waarde.
Automatisch wordt de ontwikkelde controle van de ontdooiing afgeremd, waardoor het
zelf-ijkproces van de kaart wordt gedisactiveerd.
Fout sonde verdamper
In geval de sonde verdamper defect blijkt te zijn of de relatieve verbinding onderbroken
blijkt te zijn, verschijnt op de display het label [E1].
De ontdooiing zal plaatsvinden na het ingaan van de ingestelde uren met "d0" te beginnen
vanaf de laatst uitgevoerde defrost.
De interne koeling zal functioneren op basis van de aan de parameter "F3" toegekende
waarde,
Automatisch wordt de ontwikkelde controle van de ontdooiing afgeremd, waardoor het
zelf-ijkproces van de kaart wordt gedisactiveerd.
Fout sonde condensator
In geval de sonde condensator defect blijkt te zijn of de relatieve verbinding onderbroken
blijkt te zijn, verschijnt op de display het label [E2].
De ventilator van de condensatore blijft in werking op basis van de aan de parameter "F8"
toegekende waarde.
Met defecte sonde kamer is het niet mogelijk de functie Hiper Cold en de functie Energy
Saving te activeren.
Indien alle drie de sonden defect of onderbroken zijn, zal op de display beurtelings E0, E1
en E2 verschijnen.
In geval de temperatuur in de cel hoger blijkt te zijn dan de ingestelde
setpoint, verschijnt op de display het label [AH] afgewisseld met de
bereikte kritieke temperatuur. Ook de buzzer wordt geactiveerd.
Door op de toets up te drukken is het mogelijk de duur van de
alarmsituatie te zien.
De buzzer kan worden gestopt door op de
ALARMEN
APPARAAT MET DEFECTE SONDEN
ALARM HOGE TEMPERATUUR IN UITVOERING
-toets te drukken.
30