gereedschap en het systeem te voorkomen.
Draag altijd een beschermbril om uw ogen
te beschermen tegen vuil en andere vreem‑
de voorwerpen.
1. Vergewis u ervan dat de stekker van de
lader niet in het stopcontact zit. Contro-
leer het stroomsnoer, de lader en de bat-
terij op beschadigingen of wijzigingen,
en op gebroken, versleten, ontbrekende,
slecht afgelijnde of geblokkeerde onder-
delen. Bij problemen gebruikt u de lader
niet meer voordat de onderdelen gere-
pareerd of vervangen zijn.
2. Veeg vet, olie en vuil weg zoals beschre-
ven in het hoofdstuk Reinigingsinstruc-
ties, vooral van handgrepen en regelin-
gen. Zo voorkomt u dat het apparaat u
ontglipt en verzekert u een goede venti-
latie.
3. Controleer of alle waarschuwingsplaat-
jes en aanwijzingen op de lader en de
batterij intact en leesbaar zijn. (Zie figu-
ren 22 & 23.)
Figuur 22 – Waarschuwingsplaatje op de
lader
Figuur 23 – Waarschuwingsplaatje op de
batterij
micro CA-300-inspectiecamera
4. Kies een gepaste locatie voor de lader
voordat u hem gebruikt. Controleer het
werkgebied op:
• Geschikte verlichting;
• Een zuivere, vlakke, stabiele, droge plaats
voor de lader. Gebruik het apparaat niet
op natte of vochtige plaatsen;
• Een aangepast temperatuurbereik. De
temperatuur van de lader en de bat-
terij moet tussen 32°F (0°C) en 122°F
(50°C) liggen voordat het laadproces
start. Als de temperatuur van een van
beide onder het laden buiten dat be-
reik valt, dan wordt het laadproces
onderbroken tot de temperatuur van
het betreffende onderdeel opnieuw
binnen de opgegeven waarden valt;
• Een aangepaste voedingsbron. Con-
troleer of de stekker in het gewenste
stopcontact past;
• Voldoende ventilatie. De lader heeft
aan alle zijden een speling van min-
stens 4" (10 cm) nodig om een juiste
werkingstemperatuur te behouden.
5. Sluit het snoer aan op de lader.
6. Sluit de lader met droge handen aan op
een gepaste voedingsbron.
Laadprocedure/
bedieningsinstructies
WAARSCHUWING
Draag altijd een beschermbril om uw ogen
te beschermen tegen vuil en andere vreem‑
de elementen.
Volg de bedieningsinstructies om het ge‑
vaar voor letsel door een elektrische schok
te beperken.
OPMERKING! Nieuwe batterijen bereiken hun
volledige capaciteit na ongeveer
5 laad-/ontlaadcycli.
1. Stel de lader in volgens de richtlijnen in
het hoofdstuk Controleren en instellen
van de lader.
2. De lader voert een werkingstest van 1
seconde uit; tijdens die test knippert de
LED van rood naar groen. De lader gaat
101