Nauwkeurigheidscontrole van het
meetgereedschap
Behalve externe invloeden, kunnen ook apparaatspe-
cifieke invloeden (zoals een val of een hevige schok)
tot afwijkingen leden. Controleer daarom altijd voor
het begin van de werkzaamheden de nauwkeurigheid
van het meetgereedschap.
Controle van de horizontale lijn van voren naar
achteren (zie afbeelding C1)
– Kies twee muren die ca. 5 m van elkaar verwijderd
zijn.
– Stel het meetgereedschap ca. 30 cm van de muur
(W1) verwijderd op, projecteer het laserkruis op
de muur (W1) en markeer de projectieplaats op de
muur als „a1".
– Draai het meetgereedschap 180°, projecteer het
laserkruis op de tegenoverliggende muur (W2) en
markeer de projectieplaats van het laserkruis op
de muur als „b1".
– Stel het meetgereedschap ca. 30 cm van de muur
(W2) verwijderd opnieuw op, projecteer het
laserkruis op de muur (W2) en markeer de projec-
tieplaats op de muur als „b2".
– Draai het apparaat 180°, projecteer het laserkruis
op de tegenoverliggende muur (W1) en markeer
de projectieplaats van het laserkruis op de muur
als „a2".
– Meet de afstand tussen „a1" en „a2" en tussen
„b1" en „b2".
Als de afstand gelijk is, is het meetgereedschap geka-
libreerd.
Als het verschil tussen de beide punten groter dan de
helft van de aangegeven nauwkeurigheid is, moet het
meetgereedschap gekalibreerd worden.
Controle van de horizontale lijn van zijkant naar
zijkant (zie afbeelding C2)
– Plaats het meetgereedschap ca. 2,5 m vóór een
muur die minstens 5 m lang is.
– Projecteer het laserkruis 30 cm verwijderd vanuit
een hoek. Markeer het punt (A) langs de horizon-
tale laserlijn 2,5 m van het snijpunt van het
laserkruis.
– Draai het meetgereedschap zodat het laserkruis
4,6 m verwijderd van de eerste projectieplaats van
het laserkruis geprojecteerd wordt.
De afwijking van de horizontale laserlijn van het eerder
gemarkeerde punt (A) mag niet meer dan de helft van
de aangegeven nauwkeurigheid bedragen.
Opmerking: Het meetgereedschap wordt tijdens de
productie afgesteld en hoeft niet te worden gekali-
breerd. Mocht instelling van het meetgereedschap
toch nodig zijn, neem dan contact op met uw leveran-
cier of een erkende klantenservice voor Bosch elektri-
sche gereedschappen.
2 610 A15 118 • 14.8.09
Onderhoud en service
Onderhoud en reiniging
Houd het meetgereedschap altijd schoon.
Dompel het meetgereedschap niet in water of andere
vloeistoffen.
Verwijder vuil met een droge, zachte doek. Gebruik
geen reinigings- of oplosmiddelen.
Reinig in het bijzonder de opening van de laser regel-
matig en let daarbij op pluizen.
Mocht het meetgereedschap ondanks zorgvuldige
fabricage- en testmethoden toch defect raken, dient
de reparatie te worden uitgevoerd door een erkende
klantenservice voor Bosch elektrische gereedschap-
pen. Open het meetgereedschap niet.
Klantenservice en advies
Nederland
Tel.: +31 (076) 579 54 54
Fax: +31 (076) 579 54 94
E-mail: gereedschappen@nl.bosch.com
België en Luxemburg
Tel.: +32 (070) 22 55 65
Fax: +32 (070) 22 55 75
E-mail: outillage.gereedschap@be.bosch.com
Afvalverwijdering
Meetgereedschappen, toebehoren en verpakkingen
dienen op een voor het milieu verantwoorde manier te
worden hergebruikt.
Alleen voor landen van de EU:
Gooi meetgereedschappen niet bij het
huisvuil.
Volgens
2002/96/EG over elektrische en elek-
tronische oude apparaten en de
omzetting van de richtlijn in nationaal
recht moeten niet meer bruikbare meetgereedschap-
pen apart worden ingezameld en op een voor het
milieu verantwoorde wijze worden hergebruikt.
Accu's en batterijen:
Gooi accu's of batterijen niet bij het huisvuil en even-
min in het vuur of het water. Accu's en batterijen moe-
ten worden ingezameld, gerecycled of op een voor het
milieu verantwoorde wijze worden afgevoerd.
Alleen voor landen van de EU:
Volgens richtlijn 91/157/EEG moeten defecte of ver-
sleten accu's en batterijen worden gerecycled.
Wijzigingen voorbehouden.
de
Europese
richtlijn
Nederlands | 47