20 Zaagketting onderhouden en slijpen
► De bramen die bij het vijlen ontstaan verwijde‐
ren met behulp van een stuk hardhout
► De hoeken met behulp van het vijlkaliber con‐
troleren
Alle zaagtanden moeten even lang zijn.
Bij verschillende zaagtandlengtes zijn ook de
tandhoogtes verschillend, hetgeen leidt tot een
ruw draaiende zaagketting en zelfs tot het bre‐
ken van de ketting.
► Alle zaagtanden tot op de lengte van de kort‐
ste zaagtand terugvijlen – bij voorkeur door
een geautoriseerde dealer laten uitvoeren met
een elektrisch slijpapparaat
20.7
Dieptebegrenzerafstand
De dieptebegrenzer bepaalt de diepte van de
zaagsnede in het hout en daarmee de spaan‐
dikte.
a richtafstand tussen de dieptebegrenzer en
snijkant
Bij het zagen in zacht hout buiten de vorstperi‐
ode kan de afstand met maximaal 0,2 mm
(0,008") worden vergroot.
Kettingsteek
inch
(mm)
1/4 P
(6,35)
20.8
Dieptebegrenzer afvijlen
De dieptebegrenzerafstand wordt kleiner bij het
aanscherpen van de zaagtanden.
► De dieptebegrenzerafstand telkens na het
aanscherpen controleren
0458-247-9921-C
a
Dieptebegrenzer
Afstand (a)
mm
(inch)
0,45
(0.018)
1
► Het bij de kettingsteek passende vijlkaliber (1)
op de zaagketting plaatsen en bij de te contro‐
leren zaagtand aandrukken – als de dieptebe‐
grenzer boven het vijlkaliber uitsteekt moet de
dieptebegrenzer worden nabewerkt
Zaagkettingen met knobbel-aandrijfschakel (2) –
bovenste deel van de knobbel-aandrijfschakel (2)
(met servicemarkering) wordt gelijktijdig met de
dieptebegrenzer van de zaagtand bewerkt.
WAARSCHUWING
Het overige deel van de knobbel-aandrijfschakel
mag niet worden bewerkt, omdat dan de neiging
tot terugslag van het apparaat zou worden ver‐
hoogd.
► De dieptebegrenzer nabewerken tot deze
gelijkligt met het vijlkaliber
Nederlands
2
191