De directe sturing heeft steeds voorrang op gepro-
grammeerde scènes (SCENE), de automatische
programma's (CHASE) en bewegingspatronen
(MOVEMENT). Als bij een geactiveerd programma
of bewegingspatroon een kanaal direct gestuurd
wordt, geldt bij dit kanaal van nu af de handmatig
doorgevoerde
instelling.
RELEASE / CLEAR te drukken, kunt u voor alle
kanalen de controle aan het geactiveerde pro-
gramma of bewegingspatroon teruggeven.
5.1.1 Instellingen kopiëren
Als u instellingen voor een lichteffectenapparaat
doorgevoerd hebt, kunnen deze voor een of meer-
dere andere apparaten (met dezelfde kanaalfunc-
ties) overgenomen worden.
1) De led boven de toets SCENE / FIXTURE (5)
moet oplichten. Als ze niet oplicht of ze knippert,
druk dan op de toets.
2) Met de toets MODE (20) ingedrukt drukt u eerst
op de cijfertoets (17) van het te kopiëren appa-
raat (de led boven het apparaat knippert nu),
daarna achtereenvolgens op de toetsen voor de
apparaten die de instellingen moeten overne-
men. Als bevestiging flikkeren alle leds bij elke
kopieerprocedure kort op.
Voor alle apparaten met de overgenomen in -
stellingen lichten nu de overeenkomstige leds
op.
3) Zolang de led voor een apparaat knippert, kun-
nen de instellingen ervan naar andere appara-
ten gekopieerd worden. Om de kopieerfunctie af
te sluiten, drukt u op slechts één van de cijfer-
toetsen.
5.2 Scènes
De instellingen van willekeurige lichteffectappara-
ten kunnen in een scène opgeslagen worden. Er
kunnen 32 scènes in de DMX-3216 opgeslagen
worden. Deze kunnen aansluitend met een druk op
de toets opnieuw opgevraagd worden. Daarbij kun-
nen ook meerdere scènes gecombineerd en zelfs
via regelaars willekeurig gemengd worden.
5.2.1 Scène programmeren
1) Houd de toets PROGRAM / REC (10) drie secon-
den lang ingedrukt. De led naast de toets knip-
pert en geeft de programmeermodus aan.
2) De led boven de toets SCENE / FIXTURE (5)
moet oplichten. Als ze niet oplicht of ze knippert,
druk dan op de toets.
3) Met de cijfertoetsen (17) selecteert u het num-
mer van een apparaat, dat in de scène gestuurd
moet worden. Er kunnen ook meerdere appara-
ten tegelijk geselecteerd worden, als deze over
Door
op
de
toets
dezelfde kanaalfuncties beschikken en identiek
gestuurd moeten worden. De led boven een
toets licht op als er een apparaat geselecteerd
is. Om deze selectie ongedaan te maken, drukt
u opnieuw op de toets.
4) Voer via de regelaars (4) en evt. de draaiknop-
pen PAN (19) en TILT (22) de instellingen voor
de betreffende kanalen door, zoals beschreven
in hoofdstuk 5.1 voor de directe sturing.
Met de toets RELEASE / CLEAR (23) kunt u
alle kanalen voor alle apparaten tegelijk reset-
ten.
Herhaal zo nodig stappen 3 en 4 tot alle voor de
scène voorziene lichteffectapparaten ingesteld
zijn.
5) Druk op de toets SCENE / FIXTURE. De led
boven de toets knippert nu.
6) Selecteer een van de vier niveaus waarop u de
scène wilt opslaan. Het huidige niveau wordt
met de leds A – D (2) weergegeven en kan met
de toets PAGE (3) omgeschakeld worden.
7) Druk kort op de toets PROGRAM / REC en aan-
sluitend op een van de acht toetsen (1), waar-
onder u de scène wilt opslaan.
Onder de toetsen waarvan de led oplicht, zijn
reeds scènes opgeslagen. Als u op een van
deze toetsen drukt, wordt de betreffende opge-
slagen scène overschreven.
Als bevestiging van de opslag flikkeren alle
leds kort op.
Herhaal de stappen 2 tot 7 tot alle gewenste scè-
nes opgeslagen zijn.
8) Om de programmeermodus te verlaten, houdt
u de toets PROGRAM / REC (10) drie seconden
lang ingedrukt. De led naast de toets gaat uit.
5.2.2 Scène opvragen
1) Druk op de toets SCENE / FIXTURE (5), zodat
de led boven de toets knippert.
2) Selecteer het niveau waarop de gewenste
scène opgeslagen is. Het huidige niveau wordt
met de leds A – D (2) weergegeven en kan met
de toets PAGE (3) omgeschakeld worden.
Een oplichtende led boven een toets geeft de
configuratie met een opgeslagen scène aan.
3) Om de gewenste scène op te vragen, drukt u op
de betreffende toets. De led boven de toets knip-
pert, zolang de scène actief is.
Om de scène uit te schakelen, drukt u
opnieuw op de toets; de led licht permanent op.
4) Om een scène in te mengen, schuift u de regel-
aar onder de toets van beneden langzaam hele-
maal naar boven. Alle waarden van de in de
scène opgeslagen DMX-kanalen worden met de
NL
B
57