Deel 2 - GEBRUIKSINSTRUCTIES
2.1 CHECKLIST VÓÓR HET STARTEN
Voer de volgende controles en het gepaste
onderhoud uit vóór u de machine start.
2.1.1. Controleer
deflectors, de graszak, de adapter en deksels goed
aangebracht en stevig bevestigd zijn.
2.1.2. Controleer of de meshendel en de hendel
voor de wielaandrijving vrij bewegen. Zie Figuur 2.1.
FIGUUR 2.1
2.1.3. Controleer de maaihoogte. Stel ze af op de
gewenste hoogte. Zie het gedeelte "De maaihoogte
afstellen".
2.1.4. Controleer het oliepeil van de motor en voeg
olie tot het merkteken bereikt is. Raadpleeg de
handleiding van de motor voor de specificaties van de
olie. Zie Figuur 2.2.
FIGUUR 2.2
All manuals and user guides at all-guides.com
of
alle
beschermkappen,
MESHENDEL
HENDEL
RIJSNELHEID
HENDEL
WIELAANDRIJVING
2.1.5. Doe brandstof in de tank nadat u de maaier
naar buiten hebt gebracht, zodat dampen veilig
kunnen ontsnappen. Zorg dat u na het vullen de
tankdop goed sluit. Raadpleeg de handleiding van
de motor voor de specificaties.
2.1.6. Reinig de buitenzijde van het maaihuis en de
motor en verwijder gemorste brandstof, zand, gras,
olie enz. Zorg dat het rooster van de luchtinlaat en
de koelvinnen altijd vrij zijn.
2.2 STARTEN EN GEBRUIK
2.2.1. MOTOR EN MES
1. Druk driemaal op de knop om een koude motor
te starten. Zie Figuur 2.3. OPMERKING: Een
warme motor heeft geen injectie nodig.
INJECTOR-
KNOP
(3 x DRUKKEN)
2. Trek de meshendel tegen de duwboom. Zie
Figuur 2.4.
3. Start de maaier:
Trek aan het startkoord om de motor te starten.
Zie Figuur 2.4.
HANDVAT
START-
KOORD
4. Laat de motor na het starten even opwarmen, tot
hij vlot draait.
OPMERKING: Stop de motor (en het mes) door de
meshendel los te laten.
7
FIGUUR 2.3
FIGUUR 2.4
TREK DE
MESHENDEL
TEGEN DE
DUWBOOM