OPNAMEFUNCTIES
38
NE
In de hieronder beschreven situaties wordt
aanbevolen handmatig scherp te stellen.
● Als twee onderwerpen elkaar binnen hetzelfde
beeld overlappen.
● Als er te weinig licht is.*
● Als het onderwerp te weinig contrast heeft
(verschil tussen licht en donker), bijvoorbeeld een
vlakke, effen muur of een helderblauwe lucht.*
● Als een donker voorwerp nauwelijks zichtbaar is
op het LCD-scherm of in de zoeker.*
● Als een beeld hele kleine patronen of identieke,
zich herhalende patronen bevat.
● Als het beeld blootstaat aan zonnestralen of licht
dat weerkaatst via een grote hoeveelheid water.
● Als u een beeld met een contrastrijke achtergrond
filmt.
* De volgende waarschuwingen voor te laag
contrast knipperen:
De belichting instellen
In de volgende situaties is het raadzaam
handmatig de belichting in te stellen:
● Als u filmt met omgekeerde belichting of als de
achtergrond te licht is.
● Als u filmt met een reflecterende natuurlijke
achtergrond, bijvoorbeeld het strand of een
besneeuwde berg.
● Als de achtergrond erg donker is of als het
onderwerp licht is.
1
Zet de aan/uit-knop op "REC".
2
Zet de opnamestand op "M". (
3
Stel "BELICHTING" in op "HANDMATIG" in
het menu FUNCTIE (
● Het menu voor de belichtingsinstelling wordt
weergegeven.
4
Als u het beeld lichter wilt maken, drukt u op
. Als u het beeld donkerder wilt maken, drukt u
op
. (maximaal ±6)
● De instelling +3 heeft hetzelfde effect als
achtergrondlichtcompensatie. (
● De instelling –3 heeft hetzelfde effect als het
instellen van "PROGRAM AE" op "SPOTLICHT".
(
blz. 41)
Gebruiksstand
Belichtingsniveau
5
Druk op SET op
belichting is voltooid.
,
,
en
.
blz. 15)
blz. 32).
blz. 39)
VIDEO
MEMORY
±0
±0EV
±1
±0.3EV
±2
±0.7EV
±3
±1.0EV
±4
±1.3EV
±5
±1.7EV
±6
±2.0EV
. Het instellen van de
De automatische belichting herstellen
Selecteer "AUTOM" in stap 3.
OPMERKINGEN:
● Het is niet mogelijk om handmatig de belichting in
te stellen als tegelijk ook "PROGRAM AE" is
ingesteld op "SPOTLICHT" of "SNEEUW"
(
blz. 41), of als de
achtergrondlichtcompensatie is ingeschakeld.
● Als de aanpassing geen zichtbare
helderheidswijzigingen teweeg brengt, stelt u
"OPHELDEREN" in op "AUTOM". (
Diafragmablokkering
Net als de pupil van het menselijk oog, trekt het
diafragma in een goedverlichte omgeving samen
om te voorkomen dat er te veel licht binnenvalt.
In een donkere omgeving verwijdt het diafragma
zich om meer licht binnen te laten.
Gebruik deze functie in de volgende situaties:
● Als u een bewegend onderwerp filmt.
● Als de afstand tot het onderwerp verandert
(waardoor de grootte ervan op het LCD-scherm of
in de zoeker verandert), bijvoorbeeld als het
onderwerp zich van u verwijdert.
● Als u filmt met een reflecterende natuurlijke
achtergrond, bijvoorbeeld het strand of een
besneeuwde berg.
● Als u onderwerpen onder een spot filmt.
● Bij het inzoomen.
1
Zet de aan/uit-knop op "REC".
2
Zet de opnamestand op "M". (
3
Stel "BELICHTING" in op "HANDMATIG" in
het menu FUNCTIE. (
● De aanduiding voor de belichtingsinstelling
verschijnt.
4
Zoom in of uit totdat het onderwerp het LCD-
scherm of de zoeker vult. Druk vervolgens SET
of
meer dan twee seconden in. De
belichtingsinstellingsaanduiding en de
aanduiding " " verschijnen.
5
Druk op SET of
6
Druk op MENU. Het menuscherm wordt
gesloten. De "
" aanduiding wordt
weergegeven.
De automatische diafragmaregeling
herstellen
Selecteer "AUTOM" in stap 3.
● De belichtingsinstellingsaanduiding en "
verdwijnen.
blz. 31, 33)
blz. 15)
blz. 32)
. De iris wordt vergrendeld.
"