4. Als frontale accessoires zijn gemonteerd, activeer de
aftakas deactiveren (10:A).
5. Begin de werkzaamheden.
5.5. STOPPEN
Om de machine te stoppen:
1. Schakel de aftakas uit (10:A).
2. Schakel de parkeerrem in (9:B).
3. Leg de motor stil door de sleutel te draaien.
4. Sluit de benzinekraan. Deze aanduiding is zeer belangrijk
als de machine op een aanhanger of soortgelijk moet
vervoerd worden.
De motor kan onmiddellijk na het uitschakelen
zeer warm zijn. Raak de knalpot of de delen
ernaast niet aan. Gevaar op brandwonden.
5.6. NA HET GEBRUIK
• Laat de motor eerst afkoelen vóór de machine in elke
willekeurige ruimte op te bergen.
• Voer de reiniging uit (par. 6.3).
Elke keer wanneer men de machine onbewaakt laat, de
bestuurdersplaats verlaat of de machine parkeert:
1. Stop de machine.
2. Plaats de maaigroep op de minimum hoogte.
3. Verzeker u ervan dat alle bewegende delen volledig
stilstaan.
4. Verwijder de contactsleutel.
6. ONDERHOUD
De veiligheidsnormen die in acht genomen moeten worden,
zijn beschreven in hfdst. 1. Neem deze aanwijzingen strikt in
acht om geen ernstige risico's of gevaren te lopen.
Vooraleer eender welke controle, reiniging of ingreep voor
onderhoud/afstelling op de machine uit te voeren:
• Ontkoppel de maaigroep.
• Stop de machine.
• Zet de machine in de vrijstand.
• Trek de handrem aan.
• Leg de motor stil.
• Vergewis u ervan dat elk bewegend onderdeel tot stilstand
is gekomen.
• Verwijder de contactsleutel.
• Draag geschikte kledij, werkhandschoenen en een
beschermende bril.
BELANGRIJK Laat de sleutel nooit in het contact zitten of
binnen het bereik van kinderen of onbevoegde personen.
6.1. BRANDSTOF BIJVULLEN
Voor de hoeveelheid brandstof wordt verwezen naar "0 TA-
BEL TECHNISCHE GEGEVENS".
Om te tanken:
1. Draai de brandstofdop (afb.20.A) los, en verwijder hem.
2. Vul brandstof bij zonder het reservoir volledig te vullen.
Laat wat ruimte vrij (tenminste overeenkomend met de
ganse vulpijp + 1 - 2 cm aan de bovenkant van de tank)
zodat de benzine bij het opwarmen kan uitzetten zonder
over te lopen.
3. Schroef de dop van het brandstofreservoir na het bijvullen
goed dicht en reinig eventuele lekken.
BELANGRIJK Gebruik alleen loodvrije benzine. Meng de ben-
zine niet met olie.
BELANGRIJK Vermijd benzine op de plastic delen te gieten
zodanig dat ze niet beschadigd worden; bij toevallige lekken
onmiddellijk spoelen met water. De garantie dekt geen schade
aan de plastic onderdelen van de carrosserie of de motor, ver-
oorzaakt door benzine.
6.2. CONTROLE EN BIJVULLEN MOTOROLIE
OPMERKING Voor het type van olie wordt verwezen naar de
paragraaf "0 TABEL TECHNISCHE GEGEVENS".
BELANGRIJK Volg alle voorschriften aangeduid in de ge-
bruikershandleiding van de motor.
Controleer het oliepeil voor ieder gebruik.
1. Maak schoon rond de stok.
2. Draai de stok los en verwijder hem.
3. Maak de stok schoon:
4. Steek de stok helemaal in zonder hem vast te draaien.
5. Verwijder de stok opnieuw en controleer het oliepeil.
6. Vul bij als het peil lager is dan de bovenlimiet (18).
6.3. REINIGING
• Algemene aanwijzingen
Reinig de machine na ieder gebruik volgens de volgende
aanwijzingen:
• Gebruik geen waterstralen en vermijd de motor en de
elektrische onderdelen nat te maken.
• Verwijder grasresten en opgezamelde aarde binnenin
het chassis.
• Verzeker u er steeds van dat de luchtgaten vrij zijn van afval.
• Gebruik geen agressieve vloeistoffen om het chassis
te reinigen.
• Houd de motor vrij van gewasresten, bladeren of overtollig
vet om brandrisico te vermijden.
1. Reinig de koelluchtinlaat van de motor (18:A).
2. Start, na het reinigen met water, de machine en de mon-
tage van het daarop geïnstalleerde maaimechanisme om
het water te verwijderen dat anders de lagers zou kunnen
binnendringen en schade zou kunnen veroorzaken.
6.4. ACCU
Lees met aandacht de oplaadprocedures die in de handleiding
van de accu staan en volg ze op. Als deze procedures niet in
acht worden genomen of als de accu niet wordt opgeladen,
kan er zich onherstelbare schade voordoen aan de elementen
van de accu. Een lege accu moet zo snel mogelijk opgeladen
te worden.
Opladen via de motor:
1. In geval van een nieuwe accu moeten de accukabels
aangesloten worden.
2. Parkeer de machine buiten.
3. Schakel de motor in volgens de instructies in deze
handleiding.
4. Laat de motor 45 ononderbroken draaien (de nodige
tijd om de accu helemaal op te laden).
5. Leg de motor stil.
Laad op via de acculader.
BELANGRIJK Het opladen dient uitgevoerd te worden met
gelijkspanning apparatuur. Andere oplaadsystemen kunnen de
accu op een onherstelbare manier beschadigen.
NL - 6