5.2.4
Elektrische aansluiting van de buitenunit
1.
Verwijder de veiligheidsafdekking van de elektrische
aansluitingen van de buitenunit.
2.
Maak de schroeven van het klemblok los, leid de ader-
uiteinden van de voedingskabel in het blok en draai de
schroeven vast.
Opgelet!
Materiaalschade
Gevaar voor storingen door kortsluitingen.
▶
Isoleer niet gebruikte draden van de kabel
met isolatietape.
▶
Zorg ervoor dat de draden niet in contact
met de onder spanning staande delen
kunnen komen.
3.
Zorg voor de correcte bevestiging en verbinding van de
kabels.
4.
Monteer de veiligheidsafdekking van de bekabeling.
6
Ingebruikname
6.1
Dichtheidscontrole
Aanwijzing
Zorg ervoor dat u al vóór het begin van de werk-
zaamheden veiligheidshandschoenen voor het
werken met het koudemiddel draagt.
U I D
L I Q
C
S
G A
C
3
U I D
L I Q
B
S
G A
2
B
U I D
L I Q
A
1
S
G A
A
1.
Maak de stop (1) van de afsluitklep los en sluit een ma-
nometer (4) aan op de afsluitklep (3) van de aanzuig-
buis (2).
2.
Sluit een stikstoffles (6) met reduceerventiel aan op de
manometer (4) .
3.
Open de klep (5) van de stikstoffles (6), stel de drukre-
gelaar in en open daarna de afsluitkleppen van de ma-
nometer.
4.
Controleer de dichtheid van alle aansluitingen en
slangverbindingen (7).
5.
Sluit alle kleppen van de manometer en de stikstoffles.
6.
Verwijder de stikstoffles.
7.
Verlaag de systeemdruk door langzaam openen van
de afsluitkranen van de manometer.
8000011820_00 Installatie- en onderhoudshandleiding
8.
6.2
4
5
6
1.
2.
3.
7
4.
5.
6.
7.
Als er geen lekken optreden, ga dan met leegmaken
van de installatie (→ Hoofdstuk 6.2) door.
Aanwijzing
Overeenkomstig het voorschrift
517/2014/EC moet het volledige koudemid-
delcircuit regelmatig aan een dichtheids-
controle worden onderworpen. Neem alle
nodige maatregelen voor de correcte uitvoe-
ring van deze controles en noteer de resul-
taten correct in het onderhoudsboek van de
installatie. Voer een dichtheidscontrole met
volgende intervallen uit:
Systemen met minder dan 7,41 kg koude-
middel => hierbij is geen regelmatige con-
trole vereist.
Systemen met 7,41 kg koudemiddel of meer
=> minstens één keer per jaar.
Systemen met 74,07 kg koudemiddel of
meer => minstens één keer om de zes
maanden.
Systemen met 740,74 kg koudemiddel of
meer => minstens één keer om de drie
maanden.
Onderdruk in het systeem activeren
U I D
L I Q
C
S
G A
C
U I D
L I Q
B
S
G A
B
1
U I D
L I Q
A
S
G A
A
Sluit een manometer (2) aan op de klep (1) van de
aanzuigbuis.
Verbind de vacuümpomp (3) met de serviceaansluiting
van de manometer.
Controleer of de kleppen van de manometer gesloten
zijn.
Stel de vacuümpomp in bedrijf en open de klep "Low"
(de lagedrukklep) van de manometer.
Zorg ervoor dat de klep "High" (hogedrukklep) gesloten
is.
Laat de vacuümpomp minstens 30 minuten lopen
(afhankelijk van de grootte van de installatie), zodat het
leegmaken kan worden uitgevoerd.
Controleer de indicatienaald van de lagedrukmanome-
ter: deze moet -0,1 MPa (-76 cmHg) weergeven.
2
3
205