met de klemhendel (43) geblokkeerd
worden.
Als het zwenkbereik van de klemhendel
niet volstaat voor de verstelling, kan de
klemhefboom worden verplaatst:
Klemhendel eruit trekken, draaien
en weer laten vastklikken.
Handlwiel voor het instellen van de
zaaghoogte
De snijhoogte kan ingesteld worden
door aan het handwiel (44) te draaien.
Werkstukaanslagpunten
De zaag is uitgerust met twee werkstu-
kaanslagen.
Dwarsaanslag (voor dwarse sneden):
45
De hoekaanslag kan in de groef in de
schuifslede of in de groef (48) in het ta-
felblad worden geschoven.
Voor hoeksneden kan het aanslagpro-
fiel naar beide kanten 45° worden ver-
steld.
– Klemhendel (47) voor het blokke-
ren van de hoek.
– Kartelmoeren (45) voor het instellen
van het aanslagprofiel. De kunst-
stofneus (46) aan het aanslagprofiel
moet in richting zaagblad wijzen en
ten minste 10 mm afstand in richting
zaagblad hebben.
Parallelle aanslag (voor langssneden):
Gemonteerd wordt hij aan het geleide-
profiel aan de voorkant van de zaag.
– De parallelle aanslag moet bij het
zagen parallel t.o..v het zaagblad
staan en met de vleugelschroef (50)
geblokkeerd zijn.
– Kartelmoeren (49) voor het bevesti-
gen van het aanslagprofiel. Het
aanslagprofiel kan na het losmaken
van de beide kartelmoeren verwij-
derd en verplaatst worden:
44
52
Gebruik de lage kant als aandruk-
kant (52):
46
47
– voor het zagen van vlakke werk-
stukken.
– of als het zaagblad onder een
hoek staat.
Gebruik de lage kant als aandruk-
kant (51):
– voor het zagen van hoge werk-
stukken.
48
3
Opmerking:
Het nulpunt van de schaal wordt zo in-
gesteld, dat het betrekking heeft op de
hoge aanlegkant. Is de lage aanlegkant
van het aanslagprofiel gemonteerd, is
een verplaatsing van 25 mm het ge-
volg.
49
51
49
NEDERLANDS
7.
Montage
A
Gevaar!
Wijzigingen aan het apparaat of het
gebruik van onderdelen die door de
fabrikant niet uitdrukkelijk getest of
goedgekeurd zijn, zijn verboden, te-
meer daar deze tot schade aan het
apparaat en/of tot ernstige persoon-
lijke letsels kunnen leiden.
– Monteer de zaag zoals aangege-
ven in de handleiding.
– Gebruik uitsluitend de onderde-
len uit de verpakking.
50
– Breng aan deze onderdelen geen
wijzigingen aan.
De zaag voldoet alleen aan de veilig-
heidsvoorschriften en is alleen veilig in
gebruik, als ze precies volgens de voor-
schriften gemonteerd wordt.
Als u ook de onderstaande instructies
volgt, heeft u beslist geen problemen
met de montage van de machine:
Voordat u met een deelmontage be-
gint, moet u eerst alle instructies be-
treffende die montagestap doorle-
zen.
Leg de voor elke stap de vereiste
onderdelen klaar.
7.1
Standbenen monteren
1. Zaag omdraaien en op het tafelblad
leggen.
2. Steek een rubbervoet op elk van de
vier standbenen (op het uiteinde
met de afgeschuinde hoek).
3. Schuif de standbenen in de uitspa-
ringen in de hoeken van de machi-
nekast.
4. Ga op de bedieningszijde staan.
5. Schroef het standbeen links voor-
aan met drie zeskantschroeven en
één cilinderschroef vast. (De cilin-
derschroef dient als opname voor
de greep van het duwhout.)
– zeskantschroeven M8×16 (3x);
9