regeleenheid, wanneer een bediening wordt ontvangen, een procedure van 'recuperatie positie' starten (zie hoofdstuk
21). Als één van de twee eindschakelaars worden geactiveerd, wordt de positie onmiddellijk gerecupereerd.
21
Modus terugwinning positie
Na een onderbreking van de spanning of na een mechanische deblokkering, als de poort nog niet helemaal is geopend
of helemaal is gesloten, zal de regeleenheid, wanneer een bediening wordt ontvangen, een procedure van recuperatie
positie starten:
De poort begint een manoeuvre aan lage snelheid.
Het knipperlicht wordt geactiveerd met een andere sequentie dan de normale werking (3 s aan, 1,5 s uit).
Tijdens deze fase recupereert de regeleenheid de gegevens van de installatie. Opgelet! Geef geen bedieningen
gedurende deze fase, tot één van de twee eindschakelaars wordt bereikt.
Als één van de twee eindschakelaars worden geactiveerd, wordt de positie onmiddellijk gerecupereerd.
Na een onderbreking van de spanning of na een mechanische deblokkering, als de poort nog niet helemaal is geopend
of helemaal is gesloten, zal de regeleenheid, wanneer een bediening wordt ontvangen, een procedure van de recuperatie
van de positie starten om met een maximale precisie de exacte positie van de poort te bepalen.
De poort bevrijd de eindschakelaar, wordt kort gestopt en hervat het manoeuvre aan de snelheid die is ingesteld in de
parameters
en/of
. Het bereiken van de tegengestelde eindschakelaar gebeurt aan de begrensde snelheid die
automatisch wordt ingesteld (onafhankelijk van de instellingen van de parameters
de positie wordt gerecupereerd aan de maximale precisie.
Alleen voor motoren BG30/1400/R. Als de regeleenheid een handmatige verplaatsing van meer dan 3 cm vanaf de
beginpositie detecteert, wordt een procedure van de recuperatie van de positie gestart.
22
Test
De installateur moet de impactkrachten meten en moet op de bedieningsregeleenheid de waarden van de snelheid en
het koppel selecteren die aan de gemotoriseerde deur of poort toestaan dat de beperkingen worden gerespecteerd die
zijn aangeduid in de normen EN 12453 en EN 12445.
Controleer dat de aanwijzingen worden gerespecteerd die zijn aangeduid in Hoofdstuk 1 "ALGEMENE WAARSCHUWINGEN.
• Schakel de voeding in.
• Controleer dat alle aangesloten bedieningen correct werken.
• Controleer dat de greep van de deblokkering correct werkt. Op de display moet knipperend
• Controleer de slag en de vertragingen.
• Controleer of de impactkrachten worden gerespecteerd aldus de normenstelsels EN 12453 en EN 12445.
• Controleer dat de veiligheden correct ingrijpen.
• Indien de kit batterijen is geïnstalleerd, moet de netvoeding uitgeschakeld worden en moet de werking ervan
gecontroleerd worden.
• Schakel de netvoeding en de batterijen (indien aanwezig) uit, en opnieuw in. Controleer, met de poort gestopt in de
tussenpositie, of de fase van de recuperatie van de positie correct wordt voltooid zowel bij de opening als bij de sluiting.
• Controleer de afstelling en de correcte ingreep van de eindschakelaars. Stel indien noodzakelijk de positie van de motor af.
• Controleer dat op het einde van het manoeuvre minstens 2-3 cm afstand aanwezig is tussen de poort en de
mechanische aanslag.
23
Inbedrijfstelling
De installateur is verplicht om het technische dossier van de installatie op te stellen en het minstens 10 jaar te bewaren,
dat het bedradingsschema, de tekening en de foto's van de installatie, de risicoanalyse en de aangenomen oplossingen,
de verklaring van overeenstemming van de fabrikant van alle aangesloten apparaten, de handleiding van elk apparaat
en/of accessoire en het onderhoudsplan van de installatie bevat.
Bevestig een plaat op de gemotoriseerde poort of deur die de gegevens van de automatisering, de naam van de persoon
die verantwoordelijk is voor de inbedrijfstelling, het serienummer, het bouwjaar en de CE-markering bevat.
Bevestig een plaat en/of label met de aanduidingen van de bewerkingen om het systeem handmatig te ontgrendelen.
Realiseer en overhandig aan de eindgebruiker de verklaring van overeenstemming, de instructies en de waarschuwingen
voor het gebruik en het onderhoud. Controleer dat de eindgebruiker de correcte automatische, handmatige en
noodwerking van de installatie heeft begrepen.
Informeer de eindgebruiker over de gevaren en risico's die aanwezig kunnen zijn.
24
Onderhoud
Voer het geprogrammeerde onderhoud elke zes maanden uit.
Controleer de status van reiniging en de werking.
Indien vuil, vochtigheid, insecten of ander aanwezig is, moet de voeding uitgeschakeld worden en moeten de kaart en
de box gereinigd worden.
Voer opnieuw de testprocedure uit.
Indien de printplaat sporen roest bevat, moet de vervanging ervan beoordeeld worden.
Controleer de doeltreffendheid van de batterijen.
,
en
), zodat de controle van
verschijnen.
235