nl
66
Trek de netstekker uit het netstop-
contact voordat u toebehoren wis-
selt. Deze voorzorgsmaatregel
vermindert het risico van een elektri-
sche schok.
Zuig geen voor de gezondheid
gevaarlijke stoffen, zoals beuken-
houtstof, eikenhoutstof, steenstof en
asbest. Deze stoffen gelden als kan-
kerverwekkend.
Zorg voor een goede ventilatie op de
werkplek.
Zuig geen brandbare of explosieve
vloeistoffen zoals benzine, olie, alco-
hol of oplosmiddelen. Zuig geen heet
of brandbaar stof. Gebruik de zuiger
niet in een explosiegevaarlijke
ruimte. Het stof, de dampen of de
vloeistoffen kunnen ontbranden of
exploderen.
Er mogen geen plaatjes of symbolen
op de zuiger worden geschroefd of
geniet. Een beschadigde isolatie biedt
geen bescherming tegen een elektri-
sche schok. Gebruik stickers.
Gebruik geen toebehoren dat niet
door FEIN speciaal voor deze zuiger is
voorzien of geadviseerd. Het feit dat
u het toebehoren aan de zuiger kunt
bevestigen, waarborgt nog geen vei-
lig gebruik.
Controleer voor de ingebruikneming
(zie pagina 6–12) de netaansluitka-
bel en de netstekker op beschadigin-
gen.
stopcontact alleen voor de aanslui-
ting van extern elektrisch
gereedschap. De zuiger wordt via het
aangesloten elektrische gereed-
Gebruik het
stofzuiger-
schap automatisch in bedrijf geno-
men.
Het aansluitvermogen van het elek-
trische gereedschap mag het maxi-
male aansluitvermogen van het
stofzuigerstopcontact P
schrijden.
Ook de gebruiksaanwijzing en de vei-
ligheidsvoorschriften van het elektri-
sche gereedschap dat u aan het
stopcontact van de zuiger aansluit in
acht nemen.
Aanbeveling: Gebruik de zuiger altijd
via een aardlekschakelaar (RCD) met
een uitschakelstroom van 30 mA of
minder.
De zuiger mag alleen binnenshuis
bewaard worden.
De toegestane omgevingstempera-
tuur bij het zuigen bedraagt –10 °C
tot +40 °C.
Het gebruik van de zuiger bij lage
temperaturen is niet toegestaan. Bij
lage temperaturen kan het netsnoer
beschadigd worden. Hierdoor wordt
de veiligheid verminderd.
Bedieningsvoorschriften.
Bediening, zie pagina 11/12.
Als de afvoerlucht naar de ruimte
wordt teruggevoerd, moet een vol-
doende luchtwisselingswaarde L in
de ruimte bestaan. De terugge-
voerde volumestroom mag maxi-
maal 50 % van het volume verse
lucht (inhoud ruimte x luchtwisse-
lingswaarde L
w
speciale ventilatiemaatregel geldt:
-1
L
= 1 h
.
w
niet over-
A
) bedragen. Zonder