• Zorg dat er geen elektrische kabels, gasleidingen
enz. zijn die gevaren opleveren als ze door het
gereedschap beschadigd worden.
• Blijf alert en gebruik gezond verstand wanneer u
het werktuig gebruikt. Gebruik het werktuig niet
als u moe bent of onder de invloed van
medicatie, verdovende middelen of alcohol.
• Verander uw houding tijdens langdurig werk om
ongemak en vermoeidheid te helpen vermijden.
• Gebruikers en onderhoudspersoneel moeten fysiek
in staat zijn om het gereedschap te hanteren.
• Vóór gebruik van het werktuig zorgt u ervoor dat
een uitschakelinrichting is aangebracht op de
toevoerleiding en de locatie goed bekend en
gemakkelijk bereikbaar is zodat de luchttoevoer
naar het werktuig kan worden afgesloten in een
noodgeval.
• Leg een werktuig nooit neer totdat het hulpstuk
volledig stil ligt.
• Niet te ver reiken. Zorg dat u altijd stevig op de
voeten staat en uw evenwicht behoudt.
• Laat geen omstanders het werktuig aanraken.
• Houd omstanders op een veilige afstand van de
werkruimte.
• Het gebruik van aangedreven gereedschap stelt
de gebruiker bloot aan gevaren, waaronder die
van snij-, schuur- en brandwonden.
• Gebruikers en omstanders moeten geschikte
beschermende kleding dragen.
• Richt de uitlaatlucht om te vermijden dat er lucht
of vuil van het werkstuk op de gebruiker of
omstanders wordt geblazen.
• Bij gebruik op hoogtes dient u bewust te zijn van
de dingen onder en rond u.
• Wanneer het werktuig niet wordt gebruikt,
schakelt u de luchttoevoer uit en drukt u de
trigger of hendel in om de luchtdruk af te blazen.
Als het werktuig gedurende een periode niet
wordt gebruikt, moet u het smeren, loskoppelen
van de luchttoevoerleiding en opslaan op een
droge plaats met matige temperatuur.
• Berg werktuigen op wanneer ze niet worden
gebruikt in een hoge, droge en vergrendelde
ruimte die niet door kinderen kan worden bereikt.
Gevaren in de werkruimte kunnen letsel veroorzaken.
Risico van rondzwiepende persluchtslangen.
• Bevestig de luchtleidingen stevig.
• Controleer de luchtslang en fittingen regelmatig
op slijtage.
• Sluit de snelkoppelingen niet direct op het
werktuig aan.
• Gebruik een zweepslang van niet langer dan 150 cm.
Rondzwiepende persluchtslangen kunnen letsel
veroorzaken.
Lucht onder druk kan ernstig letsel veroorzaken.
• Schakel de luchttoevoer uit, verwijder alle lucht
uit de slang en koppel het gereedschap los van de
luchtbron als u het niet gebruikt, voordat u
accessoires verwisselt of reparaties verricht.
• Richt de luchtstroom nooit op uzelf of iemand
anders.
• Bij het gebruik van universele draaikoppelingen
(klauwkoppelingen) moeten borgpennen worden
ZPDRACE Rev G
NL
NL
geïnstalleerd, en er moet een veiligheidskabel
worden gebruikt die zwiepen voorkomt, om
defecten van slangverbindingen en van de
aansluiting van de slang op het gereedschap te
voorkomen.
Draag pneumatisch gereedschap nooit aan de slang.
Onopgeleide gebruikers kunnen gevaren vormen.
• Zet het werk vast met een klem of bankschroef
waar mogelijk.
• Gebruik het juiste werktuig. Gebruik geen
werktuig dat te licht of te zwaar voor het werk is.
• Forceer het werktuig niet.
• Gebruik persluchtwerktuigen bij een voor het
werktuig specifieke maximale luchtdruk (psig/
bar/kPa).
• Er wordt verwacht dat gebruikers veilige
werkpraktijken gebruiken en alle plaatselijke,
regionale of landelijke wettelijke vereisten
naleven wanneer zij dit werktuig installeren,
gebruiken of onderhouden.
Incorrect gebruik kan letsel veroorzaken.
Incorrecte reparaties of gebrek aan onderhoud
kunnen gevaren vormen.
• Geen wijzigingen aanbrengen of tijdelijke
reparaties uitvoeren. Gebruik uitsluitend
originele Snap-on vervangingsonderdelen voor
onderhoud en reparatie. Onderhoud en reparatie
mogen uitsluitend door opgeleid personeel
worden uitgevoerd.
• Gebruik het werktuig niet als het teveel trilt,
ongewone geluiden produceert, losse
onderdelen heeft of andere tekenen van schade
toont.
• Als het werktuig slecht werkt, staakt u het gebruik
en laat onmiddellijk service en reparatie
uitvoeren. Als het niet praktisch is om het
werktuig stil te leggen, schakelt u de
luchttoevoer uit, stelt u een waarschuwingsetiket
op en hangt dit aan het werktuig.
• Controleer de toerentallen en verricht regelmatig
eenvoudige trillingsmetingen, ook na reparatie
en onderhoud.
• Verwijder geen door de fabrikant aangebrachte
veiligheidsvoorzieningen (bijv.
wielbeschermkappen, veiligheidstrigger,
snelheidsregelaars).
• Als dit werktuig niet meer kan worden
gerepareerd, demonteert en ontvet u het
werktuig. Separeer vervolgens alle onderdelen
volgens materiaaltype en recycleer.
Incorrecte onderdelen, reparatie of onderhoud
kunnen letsel veroorzaken.
Veiligheidsmededelingen voor
pneumatische boor
Het gebruik van beschadigde en incorrecte boortjes of
hulpstukken kan rondvliegende deeltjes veroorzaken.
• Gebruik geen gesplinterde, gebarsten of
beschadigde boortjes of boorhulpstukken.
9
(11/17)