Gevaar!
• Ga zeer voorzichtig om met be-
schadigde of lekkende batterijen
en voer ze direct volgens de voor-
schriften af. Draag daarbij hand-
schoenen.
• Indien u in aanraking komt met
batterijzuur, dient u de betreffende
plek direct met water en zeep te
wassen. Indien u batterijzuur in uw
ogen krijgt, dient u uw ogen direct
met water te spoelen en moet u
zich zo spoedig mogelijk door een
arts laten behandelen!
• De aansluitklemmen mogen niet
worden kortgesloten.
Montage
Het artikel moet door twee personen
worden opgebouwd.
Let op bij kwetsbare ondergrond! Ge-
bruik zo nodig een mat om de vloer te
beschermen.
Stap 1 (afb. B)
1. Plaats het basisframe (1) op een stevige,
horizontale ondergrond. Waarschuwing: om
de ondergrond tegen mogelijke krassen te
beschermen, wordt het montageoppervlak
met een geschikt materiaal afgedekt.
2. Schroef de voorste voet (2) vast aan de
voorzijde van het basisframe met twee
schroeven (17), twee veerringen (18), twee
sluitringen (19) en twee dopmoeren (20).
Aanwijzing: zorg ervoor dat de transportrol-
len van de voorste voet (2) naar voren wijzen.
3. Schroef de achterste voet (3) vast aan de
achterzijde van het basisframe met twee
schroeven (17), twee veerringen (18), twee
sluitringen (19) en twee dopmoeren (20).
Stap 2 (afb. C)
1. Schroef het rechterpedaal (9) rechtsom vast
aan de kruk.
Aanwijzing: let op de markering (R) en de
draairichting voor het rechterpedaal.
2. Schroef het linkerpedaal (8) linksom vast
aan de kruk.
Aanwijzing: let op de markering (L) en de
draairichting voor het linkerpedaal.
3. Bevestig de riemen (10) aan de pedalen
(8)/(9).
Aanwijzing: de riemen van de pedalen moe-
ten uw voeten een goed houvast bieden. Maak
de riemen losser als u een onaangenaam druk-
kend gevoel ervaart.
Stap 3 (afb. D)
1. Steek de zadelpen (4) in de achterste ope-
ning van het basisframe (1).
2. Zet de zadelpen vast met de verstelschroef
(4a).
Stap 4 (afb. E)
1. Houd de stuurstang (5) tegen de voorste
opening van het basisframe (1).
2. Schuif de stuurstangkap (12) een stukje over
de stuurstang (5).
30
NL/BE
3. Stel de weerstandsregelaar (5c) in op het
hoogste weerstandsniveau (niveau 8).
4. Steek het uiteinde van de trekkabel (5a) in
het uiteinde van de trekkabel (1a).
Aanwijzing: zorg ervoor dat de trekkabels
stevig op elkaar zijn aangesloten.
5. Stel de weerstandsregelaar (5c) in op het
laagste weerstandsniveau (niveau 1).
Aanwijzing: de trekkabel (5a) wordt door
deze procedure gespannen.
6. Verwijder de plastic kap (5f).
7. Verbind de sensorkabel (5b) met de sensor-
kabel (1b).
Aanwijzing: zorg ervoor dat de twee sensor-
kabels stevig op elkaar zijn aangesloten, omdat
er anders geen signaaloverdracht mogelijk is.
8. Plaats de stuurstang (5) op het basisframe (1).
Aanwijzing: zorg ervoor dat de sensorkabel
en de trekkabel in het frame bevinden.
9. Schroef de stuurstang (5) met de schroeven
(5d) en de sluitringen (5e) vast aan het ba-
sisframe (1).
10. Schuif de stuurstangkap (12) over de schroe-
ven (5d) om de schroeven af te dekken.
Stap 5 (afb. F)
1. Voer voor het monteren van het stuur (6)
eerst de sensorkabels (6a) door de onderste
opening van de stuurstang (5) naar boven.
Aanwijzing: trek de kabels een stukje uit de
stuurstang.
2. Klap de bevestigingsklem (5g) open en
plaats het stuur (6) in de bevestigingsklem.
3. Klap de bevestigingsklem (5g) dicht en
breng de stuurkap (15) aan.
4. Bevestig het stuur (6) en de stuurkap (15) met
behulp van een veerring (18), een sluitring
(21) en de schroef met T-handgreep (22).
Stap 6 (afb. G)
1. Houd de computer (7) tegen de stuurstang
en sluit de sensorkabels (6a) uit de stuur-
stang aan op de sensorkabels (7b) van de
computer.
Aanwijzing: de sensorkabels zijn gemarkeerd
met PULSE en SENSOR, zodat ze beter herken-
baar zijn. Verbind de sensorkabels PULSE met
elkaar. Zorg ervoor dat de sensorkabels stevig
op elkaar zijn aangesloten.
2. Verbind de sensorkabel (7a) met de sensor-
kabel (5h).
Aanwijzing: de sensorkabels zijn gemarkeerd
met PULSE en SENSOR, zodat ze beter herken-
baar zijn. Verbind de sensorkabels SENSOR met
elkaar. Zorg ervoor dat de sensorkabels stevig
op elkaar zijn aangesloten.
3. Steek de sensorkabels in de stuurstang (5).
4. Draai de schroeven (7c) aan de achterzijde
van de computer (7) los, plaats de computer
op de stuurstang (5) en bevestig de schroe-
ven weer (7c).
Aanwijzing: zorg ervoor dat u de sensorka-
bels niet vastklemt.
Stap 7 (afb. H)
1. Plaats de linkercomputerkap (13) en rech-
tercomputerkap (14) zijdelings tegen de
stuurstang (5) en bevestig ze allebei met de
voorgemonteerde schroeven (5i).
Stap 8 (afb. I)
1. Bevestig het zadel (11) aan de zadelverstel-
rail en lijn het zadel horizontaal uit.
Aanwijzing: draai het zadel stevig vast. Ge-
bruik hiervoor zo nodig extra gereedschap.
2. Verwijder de voorgemonteerde schroeven
(5i) uit de stuurstang (5).
3. Bevestig de bidonhouder (16) aan de
stuurstang (5) met de hiervoor verwijderde
schroeven (5i).
Aanwijzing: het gebruik van de bidonhouder
is optioneel.
Demontage
Om het artikel te demonteren, gaat u in omge-
keerde volgorde te werk.
Gebruik
• Kies een trainingsgebied van ca.
3,00 x 1,80 m (l x b) uit.
• Train alleen op een vlakke, antislip onder-
grond.
Batterijen plaatsen en wisselen
(afb. J)
WAARSCHUWING! Volg de volgende
aanwijzingen op om mechanische en
elektrische beschadigingen aan het
artikel te vermijden.
Er zijn twee batterijen (26) bij het artikel
gevoegd die u voor het eerste gebruik uit de
verpakking kunt halen en in de computer (7)
kunt plaatsen.
Als de batterijen (26) niet meer werken, kunt u
deze wisselen.
1. Open het batterijvakdeksel (7d).
2. Plaats de batterijen (26) in het batterijvak.
Aanwijzing: let op de plus-/minpool van de
batterijen en zorg ervoor dat u deze correct
plaatst. De batterijen moeten zich helemaal in
de batterijhouder bevinden.
3. Sluit het batterijvakdeksel (7d) weer.
4. Ga voor het wisselen van de batterijen te
werk zoals bij het plaatsen van de batterijen.
Verwijder van tevoren de lege batterijen uit
het batterijvak.
Zit-, voet- en stuurpositie instellen
(afb. L)
• Stel het zadel zo af dat uw been gestrekt is
wanneer u het pedaal met uw hiel aanraakt
en uw knie zich achter de pedaalas bevindt.
Maak hiertoe gebruik van de verstelschroef
(4a) voor de hoogteverstelling en van de
verstelschroef (4b) onder het zadel waar-
mee u het zadel op de juiste afstand kunt
zetten.
• Plaats uw voeten midden op de pedalen. Bij
het trainen op het artikel komt de beweging
vanuit de ballen van de voeten, zodat een
betere hefboomwerking is gegarandeerd en
de bewegingen gemakkelijker kunnen wor-
den uitgevoerd.
• Zorg ervoor dat ten minste de helft van
de voetlengte op het pedaal zit tijdens het
trainen.
• Pas de veiligheidsriemen van de pedalen zo
aan dat uw voeten stevig vastzitten.
• Gebruik de schroef met T-handgreep (22)
om het stuur zo af te stellen dat uw armen
bijna uitgestrekt zijn wanneer u het stuur
vastpakt.
• Stel met de weerstandsregelaar (5c) de
trapweerstand in die voor u en uw training
geschikt is.