Tabla de contenido

Publicidad

Idiomas disponibles
  • ES

Idiomas disponibles

  • ESPAÑOL, página 25
nld

2. Ingebruikname

2.1. Transport en opstelling van de machine
REMS SSM 160 R
De machine wordt geleverd en vervoerd resp. opgesteld zoals in fig. 2 afgebeeld.
De spaninlegschalen, de buissteun-inlegschalen en een werksleutel worden
in een afzonderlijke stalen kist (1) vervoerd resp. opgeborgen. De stalen kist
kan onder de machine in het buizenframe gehangen worden. De machine wordt
met 4 splitpennen (4) aan het buizenframe bevestigd. Voor transport moet de
beschermkap (40) op het verwarmingselement geplaatst worden. De machine
kan ook op een werkbank bevestigd worden.
REMS SSM 160 K en REMS SSM 250 K
De machine wordt geleverd en vervoerd resp. opgesteld zoals in fig. 3 afgebeeld.
De spaninlegschalen, de buissteun-inlegschalen en een werksleutel worden
in een ingebouwde schuiflade (8) in de stalen sokkel vervoerd resp. opgeborgen.
Voor het opstellen van de machine worden de 4 sluitingen (9) aan de onderzijde
van de transportkist geopend. De transportkast wordt omhoog getild en op de
grond geplaatst, zodat de sluitingen zich aan de onderkant bevinden. De
machine wordt nu op de transportkast geplaatst.
VOORZICHTIG Let erop, dat de schuiflade (8) er niet uitvalt. De machine
wordt op de rechthoekinge inzinking op de bovenzijde van de kast gecentreerd.
Bij vervoer in tegengestelde volgorde handelen. De machine kan ook op een
werkbank bevestigd worden.
Ter bescherming van het verwarmingselement tijdens vervoer, is een bescherm-
hoes uit kunststof leverbaar. Deze beschermhoes moet beslist vóór het opwarmen
van het verwarmingselement afgenomen worden, resp. tijdens vervoer eerst
nadat het verwarmingselement is afgekoeld bevestigd worden omdat de hoes
anders verbrandt en het apparaat beschadigd wordt.
REMS SSM 315 RF
De machine wordt geleverd en vervoerd resp. opgesteld zoals in fig. 4 afge-
beeld. De spaninlegschalen, de buissteun-inlegschalen en werksleutel worden
in een afzonderlijke kist (1) vervoerd resp. opgeborgen. Voor het opstellen van
de machine de disselboom (10) uit de bajonet-vergrendeling (11) draaien en
wegnemen. Machine om de dwarsas (onderstel-as) zwenken, zodat de wielen
naar boven wijzen. Vergrendelingshendel (12) openen.
VOORZICHTIG Machine daarbij bij het frame goed vasthouden!
Machine voorzichtig om de langs-as naar boven zwenken. Vergrendelingshendel
(12) weer vastzetten. Bij transport in tegengestelde volgorde handelen. De
machine kan ook op het verrijdbaar onderstel ingezet worden indien het
buizenframe afgenomen door verwijdering van de beide tegenoverliggende
inbusbouten (13) en door het openen van de vergrendelingshendel (12). Voor
montage van de machine op een werkbank worden behalve het buizenframe
ook de steun (14) en het verrijdbaar onderstel gedemonteerd.
2.2. Elektrische aansluiting
Voordat de machine aangesloten wordt kontroleren, of de op het typeplaatje
aangegeven spanning met de netspanning overeenkomt. Het verwarmingsele-
ment-stomplasapparaat (5) heeft een eigen aansluitkabel. Daarom moet ook
gekontroleerd worden of de aangegeven spanning op het, typeplaatje van het
verwarmingselement met de netspanning overeenkomt.
2.3. Positioneren van het verwarmingselement en de elektrische schaaf.
Bij alle machines is het verwarmingselement afneembaar en als hand-lasspiegel
te gebruiken. Bij de machines REMS SSM 160 R en REMS SSM 160 K is deze
met de handgreep (16) in de houder (17) geplaatst, bij de machines REMS SSM
250 K en REMS SSM 315 RF is deze nog extra met een stekker vergrendeld.
VOORZICHTIG Apparaat in hete toestand alleen bij de handgreep
(16) vastpakken! Nooit het verwarmingselement of de stalen delen tussen
handgreep en verwarmingselement aanraken! Verbrandingsgevaar!
REMS SSM 160R
Het verwarmingselement-stomplasapparaat (5) hoeft na transport niet gecen-
treerd te worden, daar deze bij de uitlevering al ingesteld is.
REMS SSM 160 K, 250 K en REMS SSM 315 RF
Het verwarmingselement (5) moet na het vervoer van de machine gecentreerd
worden. Hiertoe klemhendel (22) losdraaien en de houder (17) van het verwar-
mingselement (5) op de schuifslede (21) tot de aanslag terugtrekken. Klemhendel
(22) weer aandraaien.
Verwarmingselement (5) en elektrische schaaf (6) uitklappen. Om het verwar-
mingselement (5) en de elektrische schaaf (6) zijdelings te bewegen, steeds
de greep (18) resp. (20) in lichte mate optillen, omdat anders de eindaanslag
dit afremt.
2.4. Elektronische temperatuurregeling
Zowel DIN 15960 alsook DVS 2208 deel 1 schrijven voor, dat de temperatuur
van het verwarmingselement nauwkeurig instelbaar moet zijn. Om ook de
geeïste konstante temperatuur op het verwarmingselement te garanderen zijn
de apparaten van een temperatuur- regeling (thermostaat) voorzien. DVS 2208
deel 1 schrijft voor, dat het temperatuurverschil op de regeling max. 3°C bedragen
mag. Deze nauwkeurige regeling is praktisch niet met een mechanische maar
alleen met een elektronische temperatuurregeling te bereiken. Stomplasap-
paraten met een vast ingestelde temperatuur resp. met een mechanische
temperatuurregeling mogen daarom niet volgens DVS 2207 voor het stomplassen
ingezet worden.
Bij alle REMS stomplasapparaten is de temperatuur instelbaar. Alle stom plas-
machines worden geleverd met elektronische temperatuurregeling. De stom-
plasapparaten worden op het typeplaatje als volgt gekenmerkt:
b.v.: REMS SSG 180 EE: instelbare temperatuur, elektronische thermostaat,
regelt de ingestelde temperatuur met een tolerantie van ± 1°C dwz een inge-
stelde temperatuur van 210°C (lastemperatuur PE) zal tussen 209°C en 211°C
schommelen.
2.5. Opwarmen van het stomplasapparaat
De aansluitkabel van het stomplasapparaat wordt in het stopkontakt (23)
gestoken die zich aan de achterzijde van de elektrische schaaf bevindt. Als
vervolgens de hieraan gemonteerde aansluitkabel op het net wordt aangesloten
is de machine bedrijfsklaar en het stomplasapparaat begint zich op te warmen.
Het rode netkontrolelampje (24) en het groene temperatuur-kontrolelampie
(25) gaan branden. Het apparaat heeft circa 10 minuten nodig om op te warmen.
Wanneer de ingestelde temperatuur bereikt is, schakelt de in het apparaat
ingebouwde temperatuurregelaar (thermostaat) de stroomtoevoer naar het
verwarmingselement af. Het rode net-kontrolelampje brandt verder. Bij een
elektronische thermostaat (EE) knippert het groene temperatuur-kontrolelampje
en laat daarmee zien dat de stroomtoevoer kontinu in-en uitgeschakeld wordt.
Na een verdere wachttijd (DVS 2207 deel 1) kan het lassen beginnen.
2.6. Keuze van de lastemperatuur
De temperatuur van het stomplasapparaat is ingesteld op de middelste lastem-
peratuur voor PE-HD (210°C). Afhankelijk van het buismateriaal, en ook de
buiswanddikte kan het noodzakelijk zijn deze lastemperatuur te korrigeren. Met
betrekking tot dit verwijzen wij u naar de informatie van de fabrikant van kunst-
stofbuis- resp. hulpstukken. Fig. 5 laat hieromtrent een richtwaardekurve zien
voor de verwarmingselementtemperaturen afhankelijk van de buiswanddikten.
In het algemeen geldt, dat bij kleinere wanddikten naar de bovenste en bij
grotere wanddikten naar de onderste temperatuur gestreefd moet worden.
(DVS 2207 Teil 1). Bovendien kunnen omgevingsinvloeden (zomer/winter)
korrekties van de temperatuur noodzakelijk maken. Daarom zou de temperatuur
van het verwarmingselement bijvoorbeeld met een elektrische oppervlaktetem-
peratuur-meetapparaat gekontroleerd moeten worden. Indien nodig kan de
temperatuur door draaien aan de temperatuur-stelschroef (26) gekorrigeerd
worden. Als de temperatuur versteld wordt, moet men erop letten dat het
verwarmingselement pas 10 minuten na het bereiken van de gewenste tempe-
ratuur ingezet mag worden.
3. Werking
3.1. Werkmethodiek
Bij het stomplassen worden de verbindingsvlakken van de te lassen delen
onder druk tegen het verwarmingselement geplaatst, vervolgens met geredu-
ceerde druk op lastemperatuur verwarmd en na het verwijderen van het
verwarmingselement onder druk samengevoegd (Fig. 6).
3.2. Voorbereidingen voor lassen
Indien buiten gewerkt wordt, dan moet vastgesteld worden of het lassen niet
door ongunstige omgevingsinvloeden nadelig beïnvloed wordt. Bij slecht weer
of bij veel zon moet de lasplaats afgedekt worden, zonodig moet een lastent
opgezet worden. Om ongekontroleerde afkoeling van het lasgedeelte door
tocht te vermijden, moeten aan overstaande zijden van de te lassen vlakken
de buiseinden dichtgemaakt worden. Niet ronde buiseinden moeten voor het
lassen b.v. door het voorzichtig verwarmen met een warmluchtapparaat gericht
worden. Alleen buizen, resp. buizen en hulpstukken van hetzelfde materiaal
en dezelfde wanddikte lassen. De buizen worden met de pijpsnijder REMS
RAS (zie 1.1.) afgesneden.
3.3. Inspannen van de buizen
Overeenkomstig de buisdiameter moeten de 4 spaninlegschalen (29) zodanig
in de spanklemmen (19) geplaatst worden, dat de gebogen zijden van de
schalen naar het midden wijzen. De spaninlegschalen worden met de zeskant-
schroeven (28) d.m.v. de meegeleverde sleutel vastgezet. De buizen resp.
leidingdelen moeten vóór het inspannen in de spanklemmen uitgericht worden.
Zonodig moeten lange buizen met de REMS Herkules (zie 1.1.) ondersteund
worden. Bij het inspannen van korte buisstukken worden de buissteunen (30)
verschoven resp. 180° gedraaid. Hiertoe draaiknop (31) losdraaien en buis-
steunen verschuiven resp. trekknop omhoogtrekken en de buissteunen om de
as van de draaiknop draaien. De buiseinden moeten 10 tot 20 mm buiten de
spanschalen resp. spanklemmen naar het midden uitsteken zodat er geschaafd
kan worden.
De buizen resp. hulpstukken moeten zodanig uitgericht worden, dat de vlakken
glad en parallel op elkaar staan d.w.z. de buiswanden moeten in het lasbereik
overeenstemmen. Zonodig moeten de buizen bij geopende spanning opnieuw
uitgericht worden en daarbij gedraaid worden (ovale buis?). Lukt de korrektie
ondanks meerdere pogingen niet, dan is het noodzakelijk de spanklemmen af
te stellen. Hiertoe worden de spanbouten (33) van de beide spanklemmen
losgedraaid en wordt er een buis in beide spanklemmen geklemd. Ligt de buis
niet goed in de spanklemmen en op de buissteunschalen, dan moeten de
spanklemmen door zijdelings kloppen gecentreerd worden. Vervolgens moeten
de spanbouten (33) bij een nog ingespannen weer vastgetrokken worden.
De spanklemmen moeten de buiseinden vast omsluiten. Zonodig moet de
spanmoer (3) onder het klemexcenter (35) net zolang nagesteld worden totdat
de klemhendel (36) met behoorlijke kracht gesloten moet worden.
nld

Publicidad

Tabla de contenido
loading

Este manual también es adecuado para:

Ssm 160kSsm 250kSsm 315rf

Tabla de contenido