• De contactdoos dient dichtbij de telefoon te worden geïnstalleerd en moet gemakkelijk
te bereiken zijn.
• Respecteer alle wetten en voorschriften met betrekking tot het gebruik van de telefoon.
Respecteer de privacy en de rechten van anderen wanneer u uw telefoon gebruikt.
• Volg de instructies in deze handleiding met betrekking tot het gebruik van de USB
kabel. Wanneer u dit niet doet kunt u uw telefoon of computer beschadigen.
• Maak uw telefoon schoon met een zachte en droge doek. Gebruik geen water, alcohol,
zeep of chemische producten.
• Zorg ervoor dat u belangrijke gegevens opslaat. Een reparatie of andere factoren kunnen
het verlies van gegevens veroorzaken.
• Koppel uw telefoon niet los wanneer u documenten overdraagt of tijdens het formatteren
van het geheugen. Dit kan voor fouten in het programma zorgen of de documenten
beschadigen.
• Dit toestel is niet geschikt voor personen (met inbegrip van kinderen) met beperkte
fysieke zintuigelijke of mentale capaciteiten of voor personen die geen ervaring of
kennis van het apparaat hebben waardoor het gebruik niet veilig is als ze niet onder
toezicht staan of als ze geen gebruiksinstructies hebben gekregen van de persoon die
verantwoordelijk is voor hun veiligheid.
• Houd de telefoon en de oplader buiten het bereik van kinderen. Laat kinderen de
telefoon en de oplader niet zonder toezicht gebruiken.
• Houd kleine accessoires buiten het bereik van kinderen, om verstikkingsgevaar te
voorkomen.
• Laat uw kinderen of huisdieren niet likken aan of kauwen op het apparaat.
• Maak geen aanpassingen aan uw telefoon en verpak hem niet opnieuw.
• Stel uw telefoon niet bloot aan vlammen, explosies of andere vormen van gevaar.
• Zet uw telefoon uit als deze zich in de nabijheid van explosieve materialen of vloeistoffen
bevindt.
• De telefoon mag enkel worden aangesloten op een USB interface van de versie 2.0.
• De temperatuur voor een optimaal functioneren bevindt zich tussen 0 °C en 40 °C. De
ideale opslagtemperatuur bevindt zich tussen -20 °C en 50 °C.
• Stop het gebruik van uw toestel als een van de delen gebarsten of gebroken is of als het
toestel oververhit raakt.
• Breng het toestel niet in contact met uw ogen, oren of een ander deel van uw lichaam
en stop het niet in uw mond.
• Gebruik de flitser niet dichtbij de ogen van mensen of dieren.
216