• Alvorens sheaths (inclusief het Evolution hulpmiddel of
de SteadySheath) te gebruiken is het van essentieel belang
om zorgvuldig het traject van de extravasculaire katheter/
geleidingsdraad te inspecteren om er zeker van te zijn dat alle
hechtdraadhulzen, hechtdraad en verankeringsmaterialen zijn
verwijderd.
• De Evolution Shortie, Evolution Shortie RL of de Byrd
telescopische roestvrijstalen dilatatorsheathset mag slechts
minimaal in het bloedvat worden ingebracht.
• Denk eraan dat het inbrengen van een Byrd telescopische
roestvrijstalen dilatatorsheathset over een Byrd dilatatorsheathset
van polypropyleen of over het Evolution hulpmiddel de binnenste
sheath kan beschadigen.
• Als sheaths door overmatig littekenweefsel of verkalking niet
veilig kunnen worden opgevoerd, overweeg dan een andere
benadering.
• Als de katheter/geleidingsdraad breekt, moeten de fragmenten
worden geëvalueerd en op passende wijze worden geborgen.
• Als hypotensie ontstaat, moet dit snel worden geëvalueerd en
op passende wijze worden behandeld.
•
Doordat de katheter/geleidingsdraadtechnologie zich snel
ontwikkelt, is het mogelijk dat dit hulpmiddel niet geschikt is voor
het verwijderen van alle typen katheters/geleidingsdraden. Neem
met vragen of problemen over compatibiliteit van dit hulpmiddel met
specifieke katheters/geleidingsdraden contact op met de fabrikant van
de katheter/geleidingsdraad.
MOGELIJKE ONGEWENSTE VOORVALLEN
Mogelijke ongewenste voorvallen in verband met intravasculaire
extractie van katheters/geleidingsdraden zijn onder meer (in
oplopende ernst):
losraken of beschadiging van katheters/geleidingsdraden die niet
verwijderd worden
thoraxwandhematoom
trombose
aritmieën
acute bacteriëmie
acute hypotensie
pneumothorax
beroerte
migrerend fragment van katheter/voorwerp
longembolie
laceratie of scheuren van vaatstructuren of het myocard
hemopericard/pericardeffusie
harttamponnade
hemothorax
hartstilstand
overlijden
GEBRUIKSAANWIJZING
Aanbevolen gebruiksaanwijzing
SteadySheath Evolution weefselstabiliserende sheath
1. Leg het proximale uiteinde van de verblijfskatheter/geleidingsdraad
operatief bloot en maak de aansluitingen van de katheter/geleidingsdraad
(indien aangesloten) los. Verwijder alle hechtingen en fixatiematerialen.
2. Knip alle proximale fittingen, indien aanwezig, af met een tang of een
ander knipinstrument. Het is belangrijk de katheter/geleidingsdraad zo
dicht mogelijk bij de connector (maar voorbij eventuele krimpnaden)
af te knippen zodat een zo lang mogelijk deel van de verblijfskatheter/
geleidingsdraad overblijft om mee te werken. Wanneer de katheter/
geleidingsdraad wordt doorgeknipt, let er dan op dat het inwendige
lumen (of de coil) niet wordt afgesloten.
3. Breng een ligatuur of compressiecoil zodanig bij het proximale
uiteinde van de katheter/geleidingsdraad aan (behalve als de isolatie
van de katheter/geleidingsdraad beschadigd, gedegenereerd of te
dun is) dat de isolatie tegen de coil en het vergrendelstilet wordt
aangedrukt om te helpen voorkomen dat de coil en de isolatie
uitrekken. De ligatuur kan aan de lushandgreep of aan de hechtinglus
worden vastgeknoopt.
46