COOK SteadySheath Evolution Instrucciones De Uso página 47

NB: Als er geen vergrendelstilet gebruikt is, denk er dan aan dat
de katheter/geleidingsdraad beschadigd kan raken als eraan
wordt getrokken en dat daardoor het alsnog inbrengen van een
vergrendelstilet door het lumen niet meer mogelijk kan zijn en/of
dilatatie van littekenweefsel moeilijker kan worden.
4. Probeer bij een katheter/geleidingsdraad met actieve fixatie
de katheter/geleidingsdraad los te schroeven door de katheter/
geleidingsdraad en het vergrendelstilet in voorkomende gevallen
linksom te draaien.
5. Trek voorzichtig aan de katheter/geleidingsdraad om na te gaan
of deze nog in het weefsel vastzit. Als de katheter/geleidingsdraad
voldoende los in het weefsel zit, trek dan voorzichtig aan het
vergrendelstilet en de katheter/geleidingsdraad om deze te
verwijderen.
6. Als de katheter/geleidingsdraad niet door voorzichtig trekken uit
het bloedvat wordt verwijderd, dan kan gebruik van dilatatorsheaths
(inclusief het Evolution hulpmiddel, het Evolution Shortie hulpmiddel,
de SteadySheath of andere hulpmiddelen voor verwijdering) helpen
om de katheter/geleidingsdraad als volgt uit weefselinkapseling
los te maken: voer de dilatatorsheaths (of een ander hulpmiddel
voor verwijdering) op over de proximale draadverlenging van het
vergrendelstilet (indien van toepassing).
7. Zorg dat de SteadySheath buiten de geschikte binnenste sheath
is geplaatst voor telescoperen en breng het proximale vrije uiteinde
van de katheter/geleidingsdraad (met erin het vergrendelstilet) tot in
het distale uiteinde van het binnenste Evolution hulpmiddel of het
Evolution Shortie hulpmiddel in. Voer de katheter/geleidingsdraad op
tot deze helemaal uit het tegenoverliggende (proximale) uiteinde van
de sheathset steekt.
8. Oefen adequate terugtrekkracht of spanning uit op de katheter/
geleidingsdraad en/of de bijbehorende voerdraad of vergrendelstilet
(indien gebruikt). Dit is van essentieel belang om de sheathset veilig
over de katheter/geleidingsdraad op te voeren. Als de katheter/
geleidingsdraad niet strak genoeg staat, kan deze verbuigen waardoor
de sheathset niet langs de juiste weg kan worden opgevoerd.
9. Houd de katheter/geleidingsdraad voldoende strak en voer de
binnenste sheath onder fluoroscopische controle over de gehele lengte
van de katheter/geleidingsdraad op en, indien van toepassing, het
bloedvat in. Voer de SteadySheath over de binnenste sheath op en zorg
daarbij dat de SteadySheath in het bloedvat blijft.
WAARSCHUWING: De Evolution Shortie of Evolution Shortie RL
mag slechts minimaal in het bloedvat worden ingebracht. Probeer
de Evolution Shortie of Evolution Shortie RL niet voorbij een bocht
in het bloedvat te manoeuvreren, aangezien de vaatwand of de
isolatie van de cardiale geleidingsdraad hierdoor kunnen worden
beschadigd.
10. Om de SteadySheath te gebruiken, houdt u deze stationair terwijl
u de binnenste sheath opvoert en/of draait om overmatige beweging
van weefsel te voorkomen. Deze techniek helpt te voorkomen dat
aanliggend weefsel en verblijfskatheters rond de binnenste sheath
draaien wanneer deze wordt opgevoerd.
11. Bij cardiale geleidingsdraden: als de geleidingsdraad nog niet vrij
ligt tegen de tijd dat de sheaths bij het myocard liggen, positioneer de
SteadySheath dan zo dat het stompe uiteinde naar het myocard gericht
is. Trek de binnenste sheath enkele centimeters terug.
Oefen met de SteadySheath als volgt tegenkracht uit:
Houd de buitenste sheath stevig op een afstand van 1 cm van de
hartwand af en trek het vergrendelstilet gestaag terug zodat de
stimulatietip in de sheath wordt getrokken.
12. Als de katheter/geleidingsdraad ontward is en uit het weefsel
is vrijgekomen, verwijder de katheter/geleidingsdraad, het
vergrendelstilet (indien gebruikt) en de SteadySheath (of ander
hulpmiddel voor verwijdering) dan voorzichtig uit de patiënt.
47