Dräger X-dock 5300 Instrucciones De Uso página 97

Bij gebruik van een Dräger testgascilinder:
AANWIJZING
i i
Bij het invoeren van een artikelnummer van een
Dräger testgascilinder
vulstandcontrole van de cilinder getoond, indien deze
niet werd gedeactiveerd (zie hoofdstuk 4.6.1 op
pagina 97).
1. Artikelnummer van de Dräger testgascilinder invoeren.
Alle noodzakelijke gegevens voor de configuratie worden
automatisch ingevuld.
batchnummer en de vervaldatum handmatig worden
ingevoerd.
AANWIJZING
i i
De automatisch ingevoerde waarden moeten worden
afgestemd met de waarden op de testgascilinder.
Wanneer de waarden afwijken, gelden de waarden op
de testgascilinder en moeten de waarden handmatig
op het station worden gecorrigeerd.
2. Evt. Meer keuzemogelijkheden selecteren en
selecteren, om de vulstandcontrole van de cilinder te
resetten.
3. Evt. overige testgasingangen
configureren.
Bij gebruik van een testgascilinder van een andere fabrikant:
1. Testgascomponent aanmaken of verwijderen.
Met een nieuwe testgascomponent aanmaken.

Met de huidige testgascomponent verwijderen.

AANWIJZING
i i
Door het verwijderen van alle testgascomponenten
worden alle gegevens
verwijderd.
2. Testgas selecteren.
3. Testgasconcentratie invoeren.
4. Testgaseenheid selecteren.
5. Evt. overige testgascomponenten aanmaken.
6. De volgende informatie kan, indien gewenst, worden
weergegeven:
Artikelnummer van de testgascilinder

Batchnummer van de testgascilinder

Vervaldatum van de testgascilinder

7. Evt. Meer keuzemogelijkheden invoeren.
8. Voor meer informatie zie het technische handboek X-dock
5300/6300/6600.
Dräger X-dock 5300/6300/6600
wordt automatisch
Daarnaast kunnen het
op dezelfde wijze
van de testgasingang
4.6.1 Instellingen
1. > Gasconfiguratie > Instellingen selecteren.
de
Testgas voor X-am 2000 selecteren
Instelling van de verse-luchtinlaat
Expert-instellingen
Testgas voor Pac 7000 OV selecteren
Vulstandcontrole van de cilinder
Voor de Pac 7000 OV kan bij de OV-sensor tussen twee
verschillende testgassen worden gekozen, die ook voor het
kalibreren en het testen worden gebruikt. Er kan worden
gekozen tussen koolmonoxide (CO) en ethyleenoxide (EO).
Voor de X-am 2000 kan tussen drie verschillende testgassen
worden gekozen, die ook voor het kalibreren en het testen
worden gebruikt. Er kan worden gekozen uit methaan (CH
propaan (C H ) en pentaan (C
3 8
gekozen gas is
gevoeligheidsniveaus gekalibreerd. Meer informatie hierover
vindt u in de betreffende sensor data sheets.
AANWIJZING
i i
Het betreffende gas moet op één van de gasingangen
worden aangesloten en in de gasconfiguratie worden
ingesteld.
Daarnaast bestaat de mogelijkheid om bij propaan en pentaan
een optie voor "Verhoogde gevoeligheid" in te stellen. Door
deze optie wordt de gevoeligheid kunstmatig verhoogd, om de
sensoren zodanig te kalibreren dat deze ongeveer nonaan-
gevoeligheid hebben (oftewel een gevoeligheid alsof zij met
nonaan gekalibreerd zouden zijn). Meer informatie over het
onderwerp kruisgevoeligheidskalibratie
betreffende sensor data sheets.
Om het testgas voor X-am 2000 te selecteren:
1. X-am 2000 selecteren.
2. Gewenst testgas uit de lijst selecteren.
U kunt kiezen uit:
methaan - CH

propaan - C

3
pentaan - PENT

Bij propaan en pentaan kan bovendien de optie
"Verhoogde gevoeligheid" (dampgevoeligheid) worden
geactiveerd.
3. Selectie met OK bevestigen.
►
►
►
►
►
H ). Afhankelijk van het
5 12
de sensor met
vindt
(standaardinstelling)
4
H
8
Basis
),
4
verschillende
u in de
97