nl
6. Inwerkingstelling
Als de pomp op de juiste manier geïnstalleerd is en binnen het op de typeplaat vermelde toepassingsge-
bied gebruikt wordt, stemt de door de elektropomp teweeggebrachte geluidsoverlast overeen met de
hieronder vermelde tabel:
MOTORVERMOGEN
2 POLEN
Tot 3 kW
4 kW
Van 5.5 tot 7.5 kW
Van 11 tot 22 kW
* Niveau van de A-gewogen equivalente continue geluidsdruk (LpA) op één meter afstand van de elektropomp in een vrije ruimte.
6.1 Elektrische aansluiting
N.B.: De pompen SSV zijn voorzien van driefasenmotoren met een grootte en een vermogen volgens de
Europese unificatie.
GEVAAR
PERICOLO
GEVAAR
PERICOLO
RISICO VAN ELEKTRI-
RISCHIO DI SCOSSE
ELETTRICHE
SCHE SCHOKKEN
6.2 Beveiliging tegen overbelasting
Driefasenmotoren
WAARSCHUWING
AVVERTENZA
GEVAAR
PERICOLO
RISICO VAN ELEKTRI-
RISCHIO DI SCOSSE
SCHE SCHOKKEN
ELETTRICHE
6.3 Aanzuiging
WAARSCHUWING
AVVERTENZA
60
MOTORVERMOGEN
4 POLEN
Tot 3 kW
–
4 kW
–
–
De aansluiting van de motor moet uitgevoerd worden door een vakkundige elektri-
cien die daarbij de geldende elektrische voorschriften in acht moet nemen.
Er dient gecontroleerd te worden of de spanning van de voedingslijn overeenstemt
met de spanning die op het typeplaatje van de motor staat. Om de aansluiting van
de motor te vereenvoudigen kan de klemmenplaat in één van de standen op 90°
geplaatst worden. Om de klemmenplaat op de meest comfortabele manier ten op-
zichte van de aansluiting van de voedingskabels te draaien moeten de 4 bevesti-
gingsschroeven van de motorsteun en de motor eruit gedraaid worden en moet de
motor in de gewenste stand gedraaid worden. Daarna moeten de 4 schroeven er
weer in gedaan worden en moeten zij weer aangedraaid worden.
Vervolgens moet het deksel van de aansluitkast verwijderd worden en moeten de
aansluitingen tot stand gebracht worden, zoals aangegeven zowel aan de achter-
kant van het deksel als op fig. 4.
De aarding dient als eerste te geschieden.
∆ aansluiting (driehoekaansluiting)
driefasenleiding
lagere spanning
De motoren moeten tegen overbelasting beschermd worden door middel van
een afstandsmotorbeveiligingsschakelaar die geschikt is om de motoren tegen
het uitvallen van een fase en buitensporige spanningsveranderingen te be-
schermen.
Het thermische relais moet op de op het typeplaatje vermelde stroom of de werk-
stroom ingesteld worden indien de motor niet op volle belasting toegepast wordt.
Er wordt geadviseerd om een aardlekschakelaar met een hoge gevoeligheid
(0,03 A) als extra beveiliging tegen elektrische schokken te installeren voor het
geval de aarding inefficiënt is.
Om de aanzuiging van de pomp en de aanzuigleidingen te verkrijgen moeten
zij vóór het in werking stellen met vloeistof gevuld worden zoals beschreven in
punt 6.4 en 6.5.
GELUIDSDRUK-
NIVEAU (*)
Lager dan 70 dB(A)
71 dB(A)±2 dB(A)
72 dB(A)±2 dB(A)
75 dB(A)±2 dB(A)
80 dB(A)±2 dB(A)
FIG.4
DRIEFASENMOTOREN
Y aansluiting (steraansluiting)
driefasenleiding
hogere spanning
GELUIDSVERMOGEN-
NIVEAU
81 dB(A)±2 dB(A)
82 dB(A)±2 dB(A)
85 dB(A)±2 dB(A)
90 dB(A)±2 dB(A)