m
ontage
De FWP airconditioning- en warmeluchtverwarmingsunits, de hoofdschakelaar
(IL) en/of de afstandsbediening moeten buiten het bereik van mensen die een
bad of een douche nemen worden geïnstalleerd.
Bij de normale werking en met name met de ventilator op de minimumsnelheid
en een omgevingslucht met een hoge relatieve vochtigheid, kan condens
ontstaan op de luchtuittrede en bepaalde delen van de uitwendige structuur van
het apparaat. Om dergelijke fenomenen te vermijden en het apparaat deson-
danks binnen de voor het apparaat voorziene bedrijfslimieten te houden, moet
de (gemiddelde) temperatuur van het water in de warmtewisselaar beperkt wor-
den.Het verschil tussen de druppeltemperatuur van de lucht (TA,DP) en de ge-
middelde watertemperatuur (TWM) mag NIET groter zijn dan 14 °C volgens de
volgende verhouding: TW>TA,DP-14 °C
Voorbeeld: bij omgevingslucht met een temperatuur van 25°C en een relatieve
vochtigheid van 75% is de druppeltemperatuur gelijk aan 20 °C en dus moet het
water in de warmtewisselaar een gemiddelde temperatuur hebben die hoger is
dan 20-14 = 6 °C om te voorkomen dat condens kan ontstaan. Bij een lange
stilstand van de unit, met stilstaande ventilator en de circulatie van koud water in
de warmtewisselaar, kan ook op de buitenkant van het apparaat con ens
ontstaan. In dit gevalwordt geadviseerd om een 3-wegklep (of 2-wegklep) te in-
stalleren zodat de waterstroom in de warmtewisselaar onderbroken kan worden
wanneer de ventilator niet werkt.
Explosietekening van de unit
Waterlekbak
Warmtewisselaarmodule
Schakelkast
Klemmenstrook
Trillingsdempende isolator
Elektrische motor inverter
Ventilatoraandrijving
Rechte luchtkanaalaansluiting
Configuratie van de unit
Met de volgende procedure kunt u de aansluitingen van de warmte wisselaar van
kant veranderen. (Zie afbeelding 4)
Verwijder de rechte luchtkanaalaansluiting.
Verwijder de lekbak.
Draai de vastzetschroeven (2 aan elke kant + 3 aan de bovenkant en 2 aan het
onderste deel) los en verwijder de warmtewisselaarmodule.
Draai de warmtewisselaarmodule 180° (verticaal) en schroef de module weer
vast op de ventilatormodule.
Verander de positie van de lekbak zodat het uitstekende deel verder dan de
hydraulische aansluitingen uitsteekt en bevestig de lekbak weer.
Schroef de rechte luchtkanaalaansluiting weer vast op de
warmtewisselaarmodule.
Montage van de unit
Steek de bijgeleverde trillingsdempende isolatoren in de 4 gleuven voor
plafondmontage. Bevestig de standaardunit tegen het plafond of de muur met
minstens 4 van de 8 gleuven;
•
Voor installatie gebruikt u best M8-schroefstangen, schroef ankers die het
gewicht van de unit kunnen dragen; voorzie in de positionering van de unit
met 3 M8-bouten (2 in het onderste deel en 1 in het bovenste deel zoals
afgebeeld in afbeelding 5) en 2 ringen met een diameter die past voor de
gleuf en dan voor het bevestigen van de unit.
Voor u de borgmoer vastdraait, moet u de hoofdmoer zodanig vastdraaien
dat de unit goed hangt, d.w.z. zodanig dat het condensaat goed kan worden
afgevoerd (zie afbeelding 6).
De juiste helling wordt bereikt door de inlaat naar beneden te laten aflopen
t.o.v. de uitlaat tot een hoogteverschil van ongeveer 10 mm tussen de twee
uiteinden. Voer de hydrauli sche aansluitingen met de warmtewisselaar uit
en, voor koel toepassingen, met de condensaatafvoer. Gebruik één van de
2 afvoeren van de lekbak die zichtbaar zijn aan de buitenkant van de
zijpanelen van de unit.
•
Om de unit aan te sluiten op de condensaatafvoerleiding, gebruikt u een
rubberslang die u met een metalen klem op de geselecteerde afvoerpijp
FWP
Ventilator-convectoren met kanaalaansluiting
UT66002382
(Zie afbeelding 3)
(Ø3/8") bevestigt (gebruik de afvoer aan de kant van de hydraulische
aansluitingen).
Om het condensaat beter af te voeren, laat u de afvoerpijp minstens
30 mm/m aflopen en zorgt u ervoor dat ze over de volledige lengte vrij is van
bochten of verstoppingen.
Enkele voorschriften
•
Ontlucht de warmtewisselaar, met de pompen stilgelegd, via de luchtkleppen
naast de aansluitingen van de warmte wisselaar.
•
De kanalen, en vooral het uitlaatkanaal, moeten met anti condenserend
materiaal geïsoleerd zijn.
•
Voorzie een inspectiepaneel naast de apparatuur voor onderhouds- en
reinigingswerkzaamheden.
•
Monteer het bedieningspaneel op de muur. Kies een positie die goed
toegankelijk is voor het instellen van de functies en voor het aflezen van de
temperatuur. Vermijd zo goed moge lijk plaatsen die rechtstreeks aan de zon
of rechtstreekse koude of warme luchtstromingen zijn blootgesteld. Zet geen
voorwerpen in de weg waardoor de temperatuur niet goed kan worden
afgelezen.
l
okale Bedrading
Een erkend elektricien moet instaan voor het uitvoeren van de lokale
bedrading en monteren van de onderdelen. Dit moet overeenkomstig
de lokale en nationale voorschriften gebeuren.
Schakel het toestel uit voordat u de elektrische bedrading uitvoert. Raadpleeg de
overeenkomstige handleiding voor opties.
Controleer of de voeding overeenstemt met de nominale voeding aangegeven op
het typeplaatje van de unit.
Voor elke unit moet een schakelaar (IL) voorzien zijn op de voeding met een
afstand van minstens 3 mm tusen de opencontacten en een geschikte zekering
(F).
Het stroomverbruik is aangegeven op het gegevensplaatje op de unit.
Voer de bedrading zorgvuldig uit afhankelijk van de combinatie unit/controller in
overeenstemming met het juiste bedradingsschema dat bij elk accessoire wordt
meegeleverd.
Om de elektrische aansluitingen tot stand te brengen moet u het paneel van de
schakelkast verwijderen (zie afbeelding 3) voor toegang tot de klemmenstrook.
De
voedingskabels
(voeding
voedingskabelinlaathouders aan de kant van de schakelkast naar de
klemmenstrook worden geleid.
Bedradingsschema's
1afbeelding 8
FWP + controller FWEC3
2afbeelding 9
FWP + controller FWECSA
De motoren van de units draaien met BLDC motor
De Blauw draad (BU) is de gemeenschappelijke draad van de motor.
Als de gemeenschappelijke draad niet juist is aangesloten, zal de mo-
tor onherroepelijke schade oplopen.
Bedrading - onderdelentabel
(Zie afbeelding 8, 9)
BK .......................Zwart =GND inverter
BU .......................Blauw = neutrale motor inverter
BN .......................Bruin = fase motor inverter
l ...........................fase
RD .......................Rood = nverter signal 0-10V
- - - - ....................Bedrading ter plaatse
F ..........................Zekering (lokaal aan te kopen)
IL .........................Lijnschakelaar (lokaal aan te kopen)
M .........................Motor
en
besturing)
moeten
door
Montagehandleiding en gebruiksaanwijzing
de
17