Spanningstest < 6 V (Low-Volt) (afbeelding D)
Om spanningen lager dan 6 V te meten, moeten de teststaven
2
L1/-
en L2/+
7
kelaar
in de indicatiehandgreep L2
tot het symbool „Lo U" op het LC-display
-
In het Low-Volt-bereik kunnen spanningen van 1,0 V tot
11,9 V worden gemeten.
-
Na de activering is het Low-Volt-bereik gedurende ca. 10
seconden actief.
-
Door aanwezigheid van een spanning ≥ 12 V wordt er auto-
matisch omgeschakeld naar het grotere spanningsbereik.
Opmerking:
In het Low-Volt-bereik is de frequentie-indicatie
keld.
Overbelastingsindicatie
Indien de spanning op de teststaven L1/-
is dan de toegestane nominale spanning, dan wordt het sym-
bool „OL" op het LC-display
van de graduele indicator
dicatie vindt plaats vanaf: AC 1050 V, DC 1250 V
5.
Vermogeninschakeling met vibratiemotor (afbeelding
B/C)
De beide handgrepen L1
schakelaars
wordt er op een lagere inwendige weerstand geschakeld. Hier-
bij wordt een vibratiemotor (motor met onbalans) onder span-
ning gezet. Vanaf ca. 200 V wordt deze in een draaibeweging
gebracht. Naarmate de spanning stijgt, verhogen ook het
toerental en de vibratie. De duur van de test met een lagere
inwendige weerstand (lasttest) is afhankelijk van de omvang
van de te meten spanning. Om ervoor te zorgen dat het ap-
paraat niet ontoelaatbaar wordt verhit, is er een thermische
beveiliging (terugregeling) voorzien. Bij deze terugregeling
daalt het toerental van de vibratiemotor en stijgt de inwendige
weerstand.
De lastinschakeling (beide drukschakelaars zijn ingedrukt) kan
worden gebruikt om ...
-
blinde spanningen (inductieve en capacitieve spanningen)
te onderdrukken
-
condensatoren te ontladen
-
een 10/30 mA aardlekschakelaar te activeren. De active-
ring van de aardlekschakelaar vindt plaats door middel
van een test aan de buitengeleider (faseweergave) tegen
PE (aarde). (afbeelding F)
6.
Buitengeleider testen (faseweergave) (afbeelding E)
-
Neem de beide handgrepen L1
ledige oppervlak vast om een capacitieve koppeling tegen
aarde te garanderen.
-
Schakel de spanningstester in door de drukschakelaar
7
in de indicatiehandgreep L2
ca. 10 seconden ingeschakeld!). Bij een ingeschakeld ap-
paraat geeft de indicatie „0,0" aan.
-
Leg de teststaaf L2/+
derdeel.
Zorg er daarbij in ieder geval voor dat bij de eenpolige bu-
itengeleidertest (faseweergave) de teststaaf L1/-
wordt aangeraakt en deze contactvrij blijft.
-
Wanneer de rode LED
LC-display
de buitengeleider (fase) van een wisselspanning.
Opmerking:
De eenpolige buitengeleidertest (faseweergave) is mogelijk in
het geaarde netwerk vanaf 230 V, 50/60 Hz (fase tegen aarde).
Beschermende kleding en isolerende lokale omstandigheden
kunnen de werking negatief beïnvloeden.
Let op!
Een spanningsvrijheid kan alleen worden vastgesteld door een
tweepolige test.
7.
Draaiveld testen (afbeelding G/H)
-
Neem de beide handgrepen L1
ledige oppervlak vast om een capacitieve koppeling tegen
aarde te garanderen.
-
Leg de teststaven L1/-
leiders (fasen) van een draaistroomnet en controleer of er
een buitengeleiderspanning van bijv. 400 V aanwezig is.
-
Een rechts draaiveld (fase L1 voor fase L2) is aanwezig,
wanneer de groene LED „►" van de draaiveldindicatie
en het symbool
LC-display
-
Een links draaiveld (fase L2 voor fase L1) is aanwezig,
wanneer de groene LED „◄" van de draaiveldindicatie
en het symbool
LC-display
-
Bij het testen van het draaiveld is steeds een tegencon-
trole vereist met verwisselde teststaven L1/-
3
, waarbij het draaiveld moet veranderen.
Opmerking:
Het testen van het draaiveld is vanaf 230 V - 900 V, 50/60 Hz
(fase tegen fase) in het geaarde draaistroomnet mogelijk.
Beschermende kleding en isolerende lokale omstandigheden
kunnen de werking negatief beïnvloeden
8.
Doorgangstest (afbeelding H)
-
De doorgangstest moet worden uitgevoerd op spannings-
vrij geschakelde installatieonderdelen, eventueel moeten
condensatoren worden ontladen.
-
Leg de beide teststaven L1/-
testen installatieonderdelen.
-
Bij doorgang (R < 100 kΩ) weerklinkt er een geluidssig-
naal en de gele LED Ω
-
Wanneer er op het testpunt een spanning aanwezig is,
dan schakelt de spanningstester automatisch om op span-
ningstest en wordt dit weergegeven.
10/2015
3
worden kortgesloten en moet de drukscha-
7
. Bij bediening van de beide drukschakelaars
6
branden, dan ligt op dit installatieonderdeel
6
branden.
6
branden.
DUSPOL
6
weergegeven en alle LED´s
J
knipperen. De overbelastingsin-
8
9
en L2
8
9
3
tegen het te testen installatieon-
en het symbool
K
8
2
en L2/+
van de draaiveldindicatie
van de draaiveldindicatie
2
M
voor doorgang brandt.
digital 1000
®
9
3x worden bediend
6
verschijnt.
T
2
en L2/+
zijn voorzien van druk-
en L2
9
over het vol-
kort te bedienen (blijft
en L2
9
over het vol-
3
tegen twee buitenge-
3
en L2/+
uitgescha-
3
hoger
2
niet
op het
O
L
P
op het
L
P
op het
2
en L2/+
tegen de te
54