Nederlands
Elektrische dompelpompen voor vuil water
6. Inbedrijfstelling en werking
6.1
Voer voor het starten van de elektropomp een nauwkeurige controle van de hydraulische en elektrische
aansluitingen en de bijbehorende afstellingen van de apparatuur uit.
NL
Activeer de nodige veiligheidsprocedures en controleer de werking van de beschermingen aandachtig.
Controleer of de elektropomp goed ondergedompeld is in de te pompen vloeistof en of het niveau zich op de
juiste hoogte bevindt om de startapparatuur toestemming te geven.
Start de elektropomp en controleer of de stroomwaarde niet hoger is dan de gegevens op de typeplaat en of de
voedingsspanning binnen de voorziene grenzen ligt.
Als er veiligheidsrelais aanwezig zijn, moeten deze worden afgesteld op basis van de bedrijfsstroomwaarde: het
relais moet worden afgesteld op een waarde van 10% boven de nominale waarde.
Als de elektropomp niet start wanneer de stroom ingeschakeld wordt (hij loopt niet aan), moet de startpoging
niet vaak worden herhaald. Zoek de oorzaken op waarom de elektropomp niet start en los hen op (zie de
paragraaf over problemen in de werking).
6.2
- Normale gebruiks- en bedrijfsomstandigheden binnen de voorziene grenzen verzekeren een lange
- Het wordt echter geadviseerd om tijdens de werking periodiek te controleren of de bedrijfsgegevens
- Verzeker u ervan dat het aantal starts per uur niet groter is dan de limiet en dat ze gelijkelijk verdeeld zijn
- Profiteer van inactieve periodes om controles op de isolatie van de motor te programmeren en, wanneer
Als de elektropomp gebruikt wordt met vuile vloeistoffen, of als deze de neiging hebben om afzettingen en
neerslag te veroorzaken, wordt geadviseerd de pomp regelmatig te wassen met schoon water. Bovendien
moeten het rooster van de extra put, de opvangpunt en de eventuele vlotterschakelaar goed schoongehouden
worden.
7. Onderhoud
7.1
Gewoon onderhoud, dat slechts bestaat uit controle, reiniging of vervanging van een beperkt aantal onderdelen,
kan gewoonlijk worden uitgevoerd door ervaren, gekwalificeerd personeel dat over de juiste uitrusting beschikt
en dat kennis heeft van de normen inzake de veiligheid op het werk en de inhoud van deze handleiding, en alle
andere bij het product geleverde documentatie bekeken en aandachtig gelezen heeft.
104
Gebruiks-en onderhoudshandleiding
Sensorvoelers
De sensorvoelers die in de oliekamer tussen pomp en motor geplaatst zijn, detecteren eventueel aanwezig
water in de olie wanneer het watergehalte de vooringestelde waarde overschrijdt.
Bij een ingreep geven de instrumenten die gewoonlijk in het bedieningspaneel zitten en met de voeler
verbonden zijn een geluidssignaal, een lichtsignaal of veroorzaken zij, indien vereist, stopzetting van de
elektropomp. Aansluitschema's op afb. 14.
Als het signaal geactiveerd wordt moet de elektropomp gestopt en gedemonteerd worden, moet de toestand
van de olie en van de mechanische afdichtingen worden gecontroleerd en moeten de oorzaken van de
ingreep worden opgespoord.
INBEDRIJFSTELLING
WERKING
levensduur van de elektropomp.
gehandhaafd worden, vooral als er zwevende vaste voorwerpen in de gepompte vloeistof aanwezig zijn.
over de tijd. Veelvuldig starten binnen korte tijd veroorzaakt verhitting van de elektrische wikkeling en kan
deze beschadigen.
aanwezig, ook van de werking van het elektrische bedieningspaneel
GeWoon onderHoud