De Elektrische Kabels Leggen; Ingangen En Uitgangen Op De Besturingseenheid; De Inrichtingen Aansluiten - Nice NL085K0DC Instrucciones Y Advertencias De Instalación Y Uso

Tabla de contenido

Publicidad

Idiomas disponibles
  • ES

Idiomas disponibles

  • ESPAÑOL, página 28
Aanbevelingen voor de installatie:
– De mechanische werking van de knoppen mag uitsluitend van het type "mens
aanwezig" zijn: dat wil zeggen dat als de knop wordt losgelaten, deze naar de
beginpositie moet terugkeren. Opmerking - Als de eindaanslagen al geprogram-
meerd zijn, hoeft de knop slechts even ingedrukt te worden om de beweging van
het rolluik te activeren. Het rolluik zal automatisch stoppen als het de positie van de
eindaanslag bereikt.
– Het toetsenbord moet als volgt worden geplaatst: a) op een plek die niet toe-
gankelijk is voor onbevoegden; b) op een plek van waaruit het rolluik zichtbaar
is, maar uit de buurt van de bewegende onderdelen; c) naast het rolluik, waar de
elektrische kabel afkomstig van de besturingseenheid zit; d) op niet lager dan 1,5
m hoogte vanaf de grond.
4

DE ELEKTRISCHE KABELS LEGGEN

Nadat alle mechanische onderdelen zijn geïnstalleerd, kunnen alle benodigde elektri-
sche kabels worden gelegd aan de hand van afb. 7 en Tabel A. In deze tabel staan
de technische eigenschappen van elke kabel.
Let op! – Als de installatie binnen of in een overdekte ruimte gebeurt, worden kabels
van het type H03VV-F aanbevolen.
5
ELEKTRISCHE BASISAANSLUITINGEN

5.1 - Ingangen en uitgangen op de besturingseenheid

LET OP!
• In overeenstemming met de regels voor elektrische installaties moet op
het voedingsnet van het product een elektrische onderbrekingsinrichting
worden geplaatst die volledige onderbreking van de stroom garandeert
in geval van categorie III overspanning. Deze inrichting wordt niet bij het
product meegeleverd.
• Houd u strikt aan de voorgeschreven aansluitingen. Een verkeerde aanslui-
ting kan voor defecten en/of gevaarlijke situaties zorgen.
• Alvorens een elektrische aansluiting te realiseren of een radio-ontvanger
aan te sluiten, dient u te controleren of de besturingseenheid niet door het
elektriciteitsnet noch door de bufferbatterij PS124 wordt gevoed.
■ MOTOR (afb. 8-E) – aan deze uitgang kan de motor worden aangesloten. Steek
in dit contact de connector van de roodzwarte kabel die afkomstig is van de motor.
■ ENCODER (afb. 8-F) – via deze ingang loopt de stroom van gegevens tussen de
motor en de besturingseenheid over de positie van het rolluik. Steek in dit contact de
connector met 5 draden die afkomstig is van de motor.
■ BATTERIJ (afb. 8-G) – aan deze ingang/uitgang kan de noodvoeding, voorzien
door de bufferbatterij PS124, worden aangesloten. Steek in dit contact de connector
van de kabel die afkomstig is van de batterij in de besturingseenheid. LET OP! –
Voer deze aansluiting pas uit nadat de automatisering getest en in werking
gesteld is.
■ NETVOEDING (afb. 8-B-D) – sluit op deze klemmen de twee kabels aan die
afkomstig zijn van het elektriciteitsnet. LET OP! – Verzeker u ervan dat er geen
spanning op het elektriciteitsnet zit.
■ AARDE (afb. 8-C) – sluit op deze klem de aardingskabel aan die afkomstig is van
het elektriciteitsnet.
5.2 - Zorg ervoor dat de twee bedieningsknoppen (om-
hoog en omlaag) aan de respectieve draairichtingen
van de motor worden verbonden
Controleer direct nadat de elektrische basisaansluitingen zijn uitgevoerd, of de twee
bedieningsknoppen (omhoog en omlaag) correct aan de respectieve draairichtingen
van de motor zijn verbonden. Bekijk hiervoor de positie waarin de motor is geïnstal-
TABEL A – Technische eigenschappen van de te gebruiken kabels, met verwijzing naar afb. 7
Aansluiting
A - Elektrische voedingslijn
B - Knipperlicht
C - Antenne
D - Fotocellen Bluebus
E - Sleutelschakelaar
F - Resistieve veiligheidsrand
F - Optische veiligheidsrand
G - Aansluiting motor-besturingseenheid
LET OP! – De besturingseenheid moet verplicht aan een elektrische voedingslijn die is voorzien van een aardingsinstallatie worden aangesloten.
(*) - Als de voedingskabel langer dan 30 m is, moet een kabel met een grotere doorsnede worden gebruikt (bijvoorbeeld: 3 x 2,5 mm
aardingsinstallatie in de buurt van de automatisering benodigd.
leerd: of de elektronische kop bijvoorbeeld rechts of links van de oprolbuis zit en of
het rolluik voor of achter de oprolbuis omlaag gaat. Kijk vervolgens in Tabel B welk
schema overeenkomt met de configuratie van uw installatie: als het schema A of B
is, betekent dit dat de knoppen aan de juiste draairichting zijn verbonden; als het
schema C of D is, voer dan achtereenvolgens de procedures "A", "B" en "C" uit om
het te corrigeren.
LET OP! – Alvorens de procedures uit te voeren dient u te controleren of het
rolluik volledig is gesloten en van de oprolbuis is gehaald.
01. Schakel de stroom naar de besturingseenheid in.
02. Druk op de toets [Set] en houd deze ingedrukt tot led L1 begint te knipperen.
03. Druk op de toets [▲] of de toets [▼] om het knipperen naar led L8 te verplaatsen.
04. Druk op de toets [Set] om de functiestatus te veranderen en de functie op ON
01. Verwijder de sticker "encoder" van de kroon van de eindaanslag.
02. Schakel de besturingseenheid uit door de lijnzekering F1 te verwijderen (afb
03. Schakel de besturingseenheid in door de lijnzekering F1 te plaatsen. Bij het star-
04. Druk op dit moment op de toets [Set] en houd deze ingedrukt. Laat de toets
05. Als de motor stopt gaan alle leds aan en vervolgens uit. Controleer dan of de led
06. Schakel ten slotte de stroom naar de besturingseenheid uit.
Alvorens verder te gaan met de installatie, moeten de veren van het rolluik op stabiele
wijze aan de oprolbuis bevestigd worden. Raadpleeg hiervoor de documentatie van
het rolluik.
6.1 - Klemmen voor het aansluiten van de inrichtingen
De besturingseenheid beschikt over zeven klemmen (afb. 8-M) voor het aansluiten
van de verschillende inrichtingen. Enkele inrichtingen zijn optioneel en zitten niet in de
verpakking. De volgende aansluitingen kunnen met de klemmen gerealiseerd worden.
LET OP! – Gebruik geen inrichtingen die anders zijn dan die welke hier aan-
gegeven staan.
■ FLASH – aan deze uitgang kan een van de hierna aangegeven inrichtingen wor-
den aangesloten. Nadat de gewenste inrichting is aangesloten moet, alvorens de
procedure 7.1 - "De geïnstalleerde inrichtingen opslaan" uit te voeren, de uitgang
geprogrammeerd worden volgens de procedure 8.4 - "Programmering van de para-
meters op het tweede niveau".
• Knipperend waarschuwingslicht – als de uitgang wordt geprogrammeerd als
• Lampje poort open – als de uitgang wordt geprogrammeerd als "lampje poort
• Zuignap(*) – als de uitgang wordt geprogrammeerd als "zuignap", kan een
• Elektrische vergrendeling(*) – als de uitgang wordt geprogrammeerd als
Type kabel
1 kabel (3 x 1,5 mm
)
2
1 kabel (2 x 1 mm
)
2
1 afgeschermde kabel (type RG58)
1 kabel (2 x 0,5 mm
)
2
1 kabel (4 x 0,5 mm
)
2
1 kabel (2 x 0,5 mm
)
2
2 kabels (3 x 0,25 mm
)
2
meegeleverd
A - De tegenovergestelde draairichting programmeren
Laat dan de toets los.
te zetten (kort knipperen = OFF; lang knipperen = ON).
B - De positie van de encoder opnieuw instellen
8-A).
ten gaan alle programmeringsleds 2 keer branden, waarna ze uitgaan en er één
van L1 tot L8 weer aangaat die de positie van de encoder aangeeft.
direct los zodra de motor start: de besturingseenheid geeft opdracht tot het
bewegen van de motor om de positie van de encoder naar led L7 te brengen.
L7 weer aangaat. Als dit niet gebeurt moet de procedure vanaf punt 01 herhaald
worden.
C - De veren van het rolluik aan de oprolbuis bevestigen
6

DE INRICHTINGEN AANSLUITEN

"knipperlicht", kan het knipperlicht Lucy B met een lampje van 12V, 21W, zoals
die voor auto's, eraan worden aangesloten. Tijdens het bewegen van het rolluik
zal de inrichting intermitterend knipperen (0.5s aan; 0.5s uit).
open", kan een lampje van 24V, max 5W eraan worden aangesloten om aan te
geven dat de poort open is.
zuignap van 24V, max 10W eraan worden aangesloten. Na het sluiten wordt de
zuignap geactiveerd en blokkeert hij de poort. Bij het starten van het openen of
sluiten wordt hij gedeactiveerd.
"elektrische vergrendeling", kan een elektrische vergrendeling van 24V, max
Maximaal toegestane lengte
30 m (*)
20 m
20 m (aanbevolen: korter dan 5 m)
20 m
50 m
20 m
10 m
3 m
) en er is een
2
2
Nederlands –

Publicidad

Tabla de contenido
loading

Tabla de contenido