6.2.4 - Ingang "STOP"
De ingang Stop zorgt ervoor dat de beweging onmiddellijk stopt, gevolgd door een
korte omkering van de beweging. Aan deze ingang kunnen de volgende inrichtingen
worden aangesloten: met uitgang met normaal open contact "NA", met uitgang met
normaal gesloten contact "NC", met uitgang met constante weerstand 8,2 kohm of
"Opto Sensor" (OSE) optische inrichtingen, zoals veiligheidsranden.
Tijdens de leerprocedure (7.1 - "De geïnstalleerde inrichtingen opslaan") herkent de
besturingseenheid het type inrichting dat aan de ingang Stop is aangesloten en stopt
vervolgens de beweging wanneer zich een afwijking ten opzichte van de aangeleerde
status voordoet.
Om een "OSE" optische inrichting aan te sluiten voert u de verbindingen uit die staan
aangegeven afb. 10. Met de juiste voorzieningen kunnen er aan de ingang Stop
meerdere inrichtingen, ook van een ander type, worden aangesloten:
• meerdere "NA"-inrichtingen kunnen onderling parallelworden verbonden, zonder
een maximumaantal;
• meerdere "NC"-inrichtingen kunnen onderling in serieworden verbonden, zonder
een maximumaantal;
• de "NA" en "NC"-inrichtingen kunnen gecombineerd worden door de twee contac-
ten parallelaan te sluiten, met de waarschuwing om een weerstand van 8,2 kohm
aan het "NC"-contact in serie aan te sluiten. Hierdoor is ook de combinatie van 3
soorten inrichtingen mogelijk: "NA", "NC" en 8,2 kohm.
LET OP! – Als de ingang Stop wordt gebruikt om inrichtingen met veilig-
heidsfuncties aan te sluiten, kunnen alleen de inrichtingen met uitgang met
constante weerstand van 8,2 kohm of de "OSE" optische inrichtingen cate-
gorie 3 van veiligheid tegen defecten volgens de norm EN 954-1 garanderen.
6.2.5 - Inrichtingen op 24 V
Om externe inrichtingen op 24 V (bijvoorbeeld een lezer voor transponderkaarten
of de verlichting van de sleutelschakelaar) van stroom te voorzien, kan de voeding
verkregen worden zoals aangegeven in afb. 11. De voedingsspanning is 24Vcc -30%
÷ +50% met maximaal beschikbare stroom van 100mA.
7
INRICHTINGEN EN EINDAANSLAGEN OPSLAAN
7.1 - De geïnstalleerde inrichtingen opslaan
Nadat alle benodigde inrichtingen zijn aangesloten, kunt u de stroom naar de bestu-
ringseenheid inschakelen. Bij het inschakelen knipperen de leds L1 en L2 om aan te
geven dat de leerproceduremoet worden uitgevoerd, opdat de besturingseenheid
het type en de status opslaat van elke inrichting die aangesloten is aan de ingang
"BlueBUS" of aan de ingang "STOP". Let op! – de procedure moet sowieso worden
uitgevoerd, ook als er geen enkele inrichting is aangesloten. Ga als volgt te werk:
01. Druk tegelijkertijd de toetsen [▲] en [Set] in en houd ze ingedrukt.
02. Laat de twee toetsen los zodra de leds L1 en L2 heel snel gaan knipperen (na
ongeveer 3s).
03. Wacht enkele seconden tot de besturingseenheid het leren van de apparaten
voltooit. Aan het eind moet de led STOP blijven branden en moeten de leds L1
en L2 uitgaan (de leds L3 en L4 kunnen eventueel gaan knipperen).
Deze procedure kan op elk moment opnieuw worden uitgevoerd. Als er een extra
inrichting wordt toegevoegd die de besturingseenheid nog niet kent, moet deze pro-
cedure opnieuw worden uitgevoerd.
7.2 - De posities van de eindaanslagen opslaan
Na het leren van de inrichtingen moeten de posities van de eindaanslag Hoog ("0" =
maximale opening) en de eindaanslag Laag ("1" = maximale sluiting) van het rolluik
worden opgeslagen (zie afb. 12). Vervolgens zal tijdens het openen en sluiten het rol-
luik automatisch door het systeem gesloten worden als het bij de ingestelde eindaan-
slag komt. Andere posities kunnen worden opgeslagen met de programmeereenheid
Oview. Als de posities van de eindaanslagen nog niet in de besturingseenheid gepro-
grammeerd zijn, knipperen de leds L3 en L4. Ga als volgt te werk om ze op te slaan.
ZEER BELANGRIJK – Als tijdens het uitvoeren van de procedure de led L1
knippert, moet hij dit langzaamdoen. Als hij echter snelknippert, moet direct de
procedure onderbroken worden, moeten de veren waarmee het rolluik aan de
oprolbuis is bevestigd worden losgemaakt, de procedure 5.2-B opnieuw worden
uitgevoerd en ten slotte de volgende procedure worden uitgevoerd.
01. Druk tegelijkertijd de toetsen [Set] en [▼] in en houd deze ingedrukt tot de led L1
langzaamgaat knipperen. Laat vervolgens de toetsen los.
•
led L1 knippert langzaam = systeem gereed om eindaanslag "0" op te
slaan.
02. Open het rolluik volledig met de toets [▲].
03. Druk de toets [Set] in en houd deze ingedrukt en wacht tot de led L1 continu blijft
branden. Laat de toets vervolgens los.
•
led L8 knippert langzaam = systeem gereed om eindaanslag "1" op te
slaan.
04. Sluit het rolluik volledig met de toets [▲].
05. Druk de toets [Set] in en houd deze ingedrukt en wacht tot de led L8 continu blijft
branden. Laat de toets vervolgens los. Bij het loslaten van de toets blijven alleen
de programmeringsleds branden.
06. Geef opdracht tot openen door op de toets [Open] te drukken en wacht tot de
besturingseenheid automatisch de beweging stopt bij de eindaanslag voor de
opening ("0").
07. Geef opdracht tot sluiten door op de toets [Close] te drukken en wacht tot de
besturingseenheid automatisch de beweging stopt bij de eindaanslag voor de
12
"1"
sluiting ("1").
LET OP! – Niet deze eerste bewegingen onderbreken (bijvoorbeeld met
een opdracht STOP), want tijdens deze bewegingen slaat de besturings-
eenheid de kracht op die nodig is om het rolluik te bewegen.
De procedure voor het opslaan van de eindaanslagen kan op elk moment weer op-
nieuw worden uitgevoerd, ook na de installatie. Ze kan gewoon vanaf het begin her-
haald worden. Als een van de reeds opgeslagen parameters gewijzigd moet worden,
kan hiervoor de programmeereenheid Oview gebruikt worden. Als de twee posities
van de eindaanslagen zijn opgeslagen, zal tijdens het openen of sluiten de besturings-
eenheid het rolluik iets vertragen voordat het de eindaanslag bereikt. Het punt waarop
het rolluik wordt vertraagd is in de fabriek ingesteld, maar dit kan veranderd worden
met de programmeereenheid Oview.
8
OPTIONELE PROGRAMMERINGEN
8.1 - Middelen om de besturingseenheid te programmeren
• Met de toetsen van de besturingseenheid
Op de besturingseenheid zitten 3 toetsen die gebruikt kunnen worden om zowel
de besturingseenheid tijdens het testen te bedienen als de programmeringen uit te
voeren:
Toets Open ▲: hiermee wordt het rolluik geopend of kan het te programmeren punt
naar boven worden verplaatst.
Toets Stop Set: als deze wordt ingedrukt, stopt normaalgesproken de beweging;
als deze langer dan 5 seconden ingedrukt wordt gehouden, krijgt u toegang tot de
programmering.
Toets Close ▼: hiermee wordt het rolluik gesloten of kan het te programmeren punt
naar beneden worden verplaatst.
• Met de programmeereenheid Oview
Het is mogelijk om de programmeereenheid Oview aan te sluiten op de "BusT4"-
aansluiting van de besturingseenheid (afb. 8-H), met gebruik van een buskabel die
4 elektriciteitsdraden bevat. Met deze eenheid kunnen alle functies snel en volledig
worden geprogrammeerd, alle parameters worden ingesteld, de firmware van de
besturingseenheid worden geüpdatet, de diagnose voor het opsporen van eventuele
storingen en periodiek onderhoud worden bijgehouden. Om toegang te krijgen tot de
"BusT4"-aansluiting (afb. 8-H), verwijdert u de afdekking die de aansluiting bedekt.
Met Oview kunt u op een afstand van ongeveer maximaal 100 m op de besturings-
eenheid werken. Als er meerdere besturingseenheden onderling zijn aangesloten op
een "BusT4"-netwerk, kunt u, door Oview aan te sluiten op één van deze bestu-
ringseenheden, op het display alle op het netwerk aangesloten besturingseenheden
(maximaal 16) weergeven. Oview kan ook tijdens de normale werking van de automa-
tisering aan de besturingseenheid aangesloten blijven; in dit geval kan de gebruiker
via een speciaal menu bedieningsopdrachten verzenden. Als de besturingseenheid
tevens over een radio-ontvanger van het type OXI beschikt, kan de gebruiker met
Oview toegang krijgen tot de in deze ontvanger opgeslagen parameters. Meer infor-
matie vindt u in de instructiehandleiding van Oview en op het blad "Programmeerbare
functies met gebruik van de programmeereenheid Oview", dat ook beschikbaar is op
de website www.niceforyou.com.
8.2 - Twee soorten programmering
In de besturingseenheid zijn enkele programmeerbare functies beschikbaar; de instel-
ling van een functie gebeurt met de toetsen beschreven in paragraaf 8.1 en het inge-
stelde niveau wordt via acht leds weergegeven: L1, L2, ..., L8. De programmeerbare
functies zijn ingedeeld op 2 niveaus:
• Eerste niveau: dit omvat de functies die ingesteld worden met On/Off (On = actief;
Off = niet actief); voorts is elke functie verbonden aan een led, zoals aangegeven in
Tabel D). Dus, als tijdens de programmering of in het algemeen, als de automati-
sering stilstaat, een led brandt, betekent dit dat de corresponderende functie actief
is en als een led uit is, dat die functie niet actief is.
• Tweede niveau: omvat de functies die ingesteld worden op een schaal met waar-
den van 1 tot 8. In dit geval staat de led L1 voor de waarde "1", de led L2 voor de
waarde "2", enzovoort, tot de led L8 die voor de waarde "8" staat (zie Tabel E).
"0"
Nederlands –
4