Nederlands
Nieuw oliefilter monteren
– Oliefilter met de hand draaien
tot de afdichtring tegen het
motorhuis ligt.
– Oliefilter met 10–12 Nm, met
een speciale oliefiltersleutel
vastdraaien of het oliefilter
met de hand een halve slag
tot een kwartslag verder
vastdraaien.
Olie bijvullen en olievuldeksel
weer bevestigen – zie „Olie
verversen"
Motor starten en kort laten lopen.
Motor stoppen en laten afkoelen.
Oliefilter op dichtheid
controleren.
Oliepeil controleren en indien
nodig corrigeren – zie „Oliepeil
controleren".
Onderhoud van het
luchtfilter
Een vuil luchtfilter houdt de
luchtstroom naar de carburateur
tegen. Het luchtfilter moet
regelmatig worden nagezien om
een defect van de carburateur te
voorkomen. Ineen zeer stoffige
omgeving kan het nodig zijn vaker
onderhoud uit te voeren.
!
Gevaar!
Gebruik voor het reinigen van het
luchtfilter nooit benzine of
oplosmiddel met een laag
vlampunt. Er bestaat brand- of
explosiegevaar.
Let op!
Laat de motor nooit zonder
luchtfilter lopen. Beschadiging van
de motor of een verhoogde slijtage
van de motor kan het gevolg zijn.
Aanwijzing
Het papieren filter kan niet worden
gereinigd.
Afb. 7
De beide vleugelmoeren (1)
losdraaien en de
luchtfilterafdekking (/2)
verwijderen.
Het complete luchtfilter (3)
verwijderen.
Het schuimstofvoorfilter (4) van
het papierfilter (5) verwijderen.
Vervang het papieren filter (5) als
het vuil of beschadigd is.
38
Reinig het schuimstoffilter (4) en
vervang het als het beschadigd is.
Als u het schuimstofvoorfilter
wilt reinigen, dient u het van
het papieren filter te
verwijderen. Reinig het
schuimstofvoorfilter met een
oplossing van
huishoudschoonmaakmiddel
en warm water. Laat het voor
het opnieuw inzetten goed
drogen.
Aanwijzing
Er mag nooit olie op het
schuimstofvoorfilter terechtkomen.
Luchtfilter compleet in elkaar
zetten en correct met de ronde
opening op de
aanzuigaansluiting (6) zetten.
Luchtfilterafdekking monteren.
De beide vleugelmoeren (1) weer
handvast aandraaien.
Onderhoud van de bougie
!
Gevaar!
Laat de motor afkoelen.
Voer geen ontstekingstest uit als de
bougie verwijderd is. Start de motor
niet als de bougie verwijderd is.
Om de motor correct te laten lopen,
moet de elektrodenafstand van de
bougie correct zijn ingesteld en vrij
van verontreinigingen zijn.
Afb. 8 en 9
Trek de bougiestekker (1) los en
de bougie (2) met een
bougiesleutel losdraaien.
Controleer de bougie optisch.
Vervang de bougie als deze
duidelijk versleten is of als de
isolator beschadigd is.
Reinig de bougie met een
draadborstel als deze opnieuw
moet worden gebruikt.
Meet de elektrodenafstand met
een voelermaat. Stel de afstand
eventueel bij door de zij-
elektrode iets te verbuigen.
Deelektrodeafstand moet 0,60 tot
0,80 mm zijn (afbeelding 9).
Controleer dat de dichtring van
de bougie zich in een goede
toestand bevindt. Draai de
bougie vervolgens met de hand
in om beschadiging van de
schroefdraad te voorkomen.
Gebruiksaanwijzing motor
Als de bougie handvast zit, moet
deze met een bougiesleutel
worden vastgedraaid.
Let op!
Draai de bougie niet te vast. Let op
de volgende waarde voor het
vastdraaien van een bougie met
een bougiesleutel:
– een nieuwe bougie maximaal
een 1/2 slag,
– een gebruikte bougie maximaal
een 1/8 tot een 1/4 slag
Een niet correct vastgedraaide
bougie kan zeer heet worden en de
motor beschadigen.
Onderhoud van het
benzinefilter
Deze onderhoudswerkzaamheden
alleen door een gespecialiseerde
werkplaats volgens
onderhoudsschema laten
uitvoeren
Reiniging van de motor
Als de motor eerst gedraaid heeft,
moet deze voor de reiniging
minstens een uur afkoelen.
Verwijder regelmatig opgehoopt
vuil van de motor. Reinig de
vingerbescherming en de
omgeving van de uitlaat. Gebruik
hiervoor een borstel of perslucht.
Let op!
Spuit de motor niet met water af om
deze te reinigen. Anders kan de
brandstof verontreinigd worden.
Water uit een tuinslang of
hogedrukreiniger kan in de
uitlaatopening terechtkomen en
kan de motor beschadigen.
!
Gevaar!
Ophoping van vuil rond de uitlaat
kan tot brand leiden. Controleer en
reinig de omgeving van de uitlaat
voor elk gebruik.