Laad uitsluitend met het ingeslo-
ten, originele laadtoestel op.
•
Laad de accu vóór het eerste gebruik
op. De accu niet meermaals na elkaar
even opladen.
•
Laad de accu bij wanneer het appa-
raat te langzaam draait.
•
Een beduidende kortere werkingstijd
ondanks de opgeladen toestand geeft
aan dat de accu opgebruikt is en ver-
vangen moet worden. Gebruik uitslui-
tend een originele reserveaccu, die u
via de klantenservice kunt verkrijgen.
•
Neem in ieder geval de telkens gel-
dende veiligheidsinstructies en tevens
de bepalingen en aanwijzingen ter
bescherming van het milieu in acht.
•
Defecten, die het gevolg van een on-
oordeelkundige hantering zijn, vallen
niet onder de garantie.
Indicator laadstand
Het aantal lichtgevende LED-lam-
pen duidt de laadstand van de bat-
terij aan. 4 lichten wijzen op een
volle accu, 1 licht wijst erop dat de
accu moet worden geladen.
Accu aanbrengen/verwijderen
1. Om de accu (25) in het appa-
raat te plaatsen, schuift u de
accu langs de geleiderail in het
apparaat. Het klikt hoorbaar
vast.
2. Om de accu (25) uit het ap-
paraat te nemen, drukt u de
ontgrendeltoetsen (30) aan de
accu in en trekt u de accu uit.
Accu opladen
Laat een zonet ontladen accu (25)
ca. 15 minuten lang afkoelen voor-
dat u deze in het laadtoestel (26)
plaatst.
I
1. Neem eventueel de accu (25)
uit het apparaat.
2. Schuif de accu (25) op het laad-
toestel (26). De accu klikt hoor-
baar vast.
3. Sluit het laadtoestel (26) aan op
een stopcontact.
4. Na een beëindigde laadproce-
dure verbreekt u het laadtoestel
(26) van het stroomnet.
5. Druk de ontgrendeltoetsen (30)
aan de accu (25) in en trek de
accu uit het laadtoestel (26).
Verbruikte accu's
•
Een beduidend kortere werkingsduur
ondanks oplading geeft aan dat de
accu opgebruikt is en vervangen moet
worden. Gebruik uitsluitend een ori-
gineel reserve accupack, dat u via de
klantenserviceafdeling kunt verkrijgen.
•
Neem in ieder geval de telkens gel-
dende veiligheidsinstructies en ook
de bepalingen en aanwijzingen met
betrekking tot de bescherming va het
milieu in acht (zie "Afvalverwerking en
milieubescherming").
Motorolie ingieten en oliepeil
controleren
Zet het apparaat op een effen vloer
1. Draai de olietankdop met meetstaaf
(
7) los en giet olie in de tank. De
olietank bevat 470 ml olie.
NL
81