Nederlands
Bij langere stilstand van de installatie het water
absoluut vervangen door nieuw!
Voor een eenvoudige spoeling van de installatie
raden wij aan om aan de verbruikerszijde van de
drukverhogingsinstallatie (bij een membraan-
drukvat aan de perszijde direct erachter) vóór de
volgende afsluiter een T-stuk te monteren.
De aftakking ervan, voorzien van een afsluiter,
dient tijdens de spoeling voor het leegmaken in
het afvalwatersysteem en moet voldoende gedi-
mensioneerd zijn voor het maximale debiet van
een enkelpomp (zie Fig. 7 en 8, pos. 28). Als een
vrije uitloop niet mogelijk is, dienen bijv. bij de
aansluiting van een slang de uitvoeringen van de
DIN 1988 T5 in acht genomen te worden.
7.2.4 Droogloopbeveiliging (toebehoren)
Droogloopbeveiliging monteren
• Bij directe aansluiting op het openbare waternet:
Bij installaties met frequentieregeling op elke
pomp (SCe) is aan de toevoerzijde al een monta-
geset met druksensor geïnstalleerd, die de voor-
druk dienovereenkomstig bewaakt en als
stroomsignaal aan het regelsysteem rapporteert.
Hier zijn geen verdere toebehoren noodzakelijk!
Draai bij systemen zonder frequentieregeling op
elke pomp (SC en SC-FC) de montageset droog-
loopbeveiliging (WMS) in het hiervoor voorziene
aansluitstuk in de aanzuig-verzamelleiding en
dicht deze af (bij installatie achteraf) en breng een
elektrische verbinding in het regelsysteem vol-
gens de inbouw- en bedieningsvoorschriften
en schakelschema van de besturing tot stand
(Fig. 6a en 6c).
• Bij indirecte aansluiting, d.w.z. voor het bedrijf
met lokaal beschikbare reservoirs:
vlotterschakelaar zodanig in het reservoir monte-
ren dat het schakelsignaal "watergebrek"
optreedt als de dalende waterstand bij ca. 100 mm
boven het aftappunt komt. (bij het gebruik van
breektanks uit het assortiment van Wilo is een
vlotterschakelaar al dienovereenkomstig geïn-
stalleerd (Fig. 13a en 13b)).
• Alternatief: 3 dompelelektroden in de breektank
installeren. De plaatsing dient als volgt uitgevoerd
te worden: een 1e elektrode moet als massa-elek-
trode net boven de reservoirbodem worden
geplaatst (moet altijd ondergedompeld zijn),
voor het onderste schakelniveau (watergebrek) 2e
elektrode ca. 100 mm boven het aftappunt plaat-
sen. Voor het bovenste schakelniveau (waterge-
brek opgeheven) 3e elektrode minstens 150 mm
boven de onderste elektrode plaatsen. De elektri-
sche verbinding in het regelsysteem dient volgens
de inbouw- en bedieningsvoorschriften en het
schakelschema van het regelsysteem tot stand
gebracht te worden.
Nominale doorlaat
Aansluiting
3
Max. debiet (m
/h)
Tabel 1
18
DN 20
DN 25
DN 32
(Rp ¾")
(Rp 1")
(Rp 1¼")
2,5
4,2
7.2.5 Membraandrukvat (toebehoren)
Om transporttechnische en hygiënische redenen
is het mogelijk dat het bij de levering van de
installatie inbegrepen membraanexpansievat
(8 liter) niet gemonteerd (d.w.z. als extra pakket)
meegeleverd wordt. Membraandrukvat vóór de
inbedrijfname op de doorstromingsarmatuur
monteren (zie Fig. 2a en 3).
LET OP
Let er hierbij op dat de doorstromingsarmatuur
niet verdraaid wordt. De armatuur is juist gemon-
teerd, wanneer het aftapventiel (zie ook Fig. 3) of
de aangebrachte pijlen voor de stromingsrichting
parallel met de verzamelleiding verlopen.
Voor de installatie met pompen van de serie Helix
EXCEL (met bekleding!) wordt een montageset
met membraandrukvat meegeleverd.
Als een bijkomend groter membraandrukvat moet
worden geïnstalleerd, moeten de bijbehorende
inbouw- en bedieningsvoorschriften in acht wor-
den genomen. Bij een drinkwaterinstallatie moet
een doorstroomd membraanexpansievat conform
DIN4807 worden gebruikt. Voor membraandruk-
vaten dient eveneens op voldoende ruimte voor
onderhouds- of vervangingswerkzaamheden
gelet te worden.
LET OP
Voor membraandrukvaten zijn regelmatige
inspecties overeenkomstig Richtlijn 97/23/EG
vereist! (in Duitsland bovendien rekening hou-
dend met de bedrijfsveiligheidsverordening
§§ 15(5) en 17 alsmede bijlage 5)
Voor en achter het reservoir dient voor controles,
inspectie- en onderhoudswerkzaamheden steeds
één afsluitarmatuur in de leiding aangebracht te
worden. Om te voorkomen dat de installatie stil
komt te staan, kunnen voor onderhoudswerk-
zaamheden voor en achter het membraanexpan-
sievat aansluitingen voor een bypass worden
aangebracht. Een dergelijke bypass (voorbeelden
zie schema Fig. 7 en 8, pos. 33) moet om stagne-
rend water te voorkomen na beëindiging van
de werkzaamheden volledig worden verwijderd!
Speciale aanwijzingen voor het onderhoud en de
controle vindt u in de inbouw- en bedienings-
voorschriften van het betreffende membraan-
drukvat.
Bij de dimensionering van het membraandrukvat
moet rekening worden gehouden met de installa-
tie-omstandigheden en pompgegevens van de
installatie. Let hierbij op voldoende doorstroming
van het membraanexpansievat. Het maximale
debiet van de drukverhogingsinstallatie mag
de maximaal toegelaten volumestroom van de
membraandrukvat-aansluiting (zie tabel 1 resp.
specificaties typeplaatje en inbouw- en bedie-
ningsvoorschriften van het reservoir) niet over-
schrijden.
DN 50
DN 65
Flens
Flens
7,2
15
27
DN 80
DN 100
Flens
Flens
36
56
WILO SE 08/2018