PROBLEMEN OPLOSSEN
1. Opener werkt niet, noch met de verlichte bedieningsknop,
noch met de afstandsbediening:
• Staat er stroom op de opener? Sluit een lamp aan op het
stopcontact. Als hij niet aangaat, controleer dan de zekeringskast of
de stroomonderbreker. (Bij sommige stopcontacten wordt de
stroomtoevoer door een muurschakelaar geregeld.)
• Heeft u alle deursloten buiten werking gesteld? Bekijk de
waarschuwingen met betrekking tot de installatieaanwijzingen op
pagina 1 opnieuw.
• Heeft er zich ijs of sneeuw onder de deur opgehoopt? Of misschien
is de deur vastgevroren. Verwijder eventuele belemmeringen.
• De veer van de garagedeur kan gebroken zijn. Laat deze vervangen.
• Herhaalde inwerkingstelling kan de beveiliging tegen overbelasting
van de motor in werking gesteld hebben. Wacht 15 minuuten en
probeer het opnieuw.
2. Opener werkt op de afstandsbediening maar niet op de
verlichte bedieningsknop:
• Is de bedieningsknop op de muur verlicht? Zo niet, maak de
beldraad los van de contacten op de opener. Kortsluit de contacten 1
& 2 door ze tegelijkertijd aan te raken met een metalen voorwerp
(schroevedraaier of munt). Als de opener werkt, controleer dan of er
een bedradingsfout is gemaakt bij de verlichte bedieningsknop of
een kortsluiting bij de krammetjes.
• Is de bedrading goed aangesloten? Zie pagina 4.
3. Deur werkt op de verlichte bedieningsknop maar niet op de
afstandsbediening:
• Controleer het batterijcontrolelampje. Vervang zonodig de batterij.
• Als u twee afstandsbedieningen heeft en er werkt er maar één, neem
dan de procedures voor het programmeren van de ontvanger op
pagina 5 opnieuw door. Alle afstandsbedieningen moeten op
dezelfde code zijn ingesteld.
• Knippert de bedieningsknop op de muur? De ontvanger op de
opener moet de code van de afstandsbediening opnieuw registreren.
Volg de instructies op pagina 5.
4. Afstandsbediening heeft maar een kort bereik:
• Is de batterij geïnstalleerd? Controleer het batterijcontrolelampje. Als
het licht zwak brandt, moet de batterij vervangen worden.
• Bewaar de afstandsbediening op een andere plaats in de auto.
• Het transmissiebereik is minder bij metalen garagedeuren, deuren
met een metalen isolatielaag of bij metalen wanden.
5. De deur keert zonder aanwijsbare reden om en het lichtje op de
opener knippert niet:
• Wordt de deur ergens door belemmerd? Trek aan de
noodontkoppelingshandgreep. Bedien de deur met de hand. Als de
deur klemt of slecht uitgebalanceerd is, haal er dan een
garagedeurspecialist bij.
• Verwijder eventueel sneeuw of ijs van de garagevloer onder de deur.
• Neem de afstelling van de kracht opnieuw door.
• Als de deur vanuit de volledig gesloten stand vanzelf weer opengaat,
verminder dan de eindstanden.
Herhaal na het bijstellen de veiligheidstest.
Het is normaal dat de kracht en de eindstanden af en toe
bijgesteld moeten worden. De werking van de deur kan met name
door weersomstandigheden beïnvloed worden.
114A1991H-NL
6. De deur keert zonder aanwijsbare reden om en het lichtje op de
opener knippert 5 seconden na het omkeren:
Controleer het Beveiligingssysteem (als u deze accessoire
geïnstalleerd heeft). Als het licht knippert, corrigeer dan de uitlijning.
7. De opener maakt een storend lawaai dat in de woning te horen
is:
Als het geluid van de opener een probleem veroorzaakt doordat deze
zich vlakbij de woning bevindt, kunt u een Trillingisolatieset 41A3263
installeren. Deze set is speciaal ontworpen om het "klankbord effect"
te verhelpen en is eenvoudig te installeren.
8. De garagedeur gaat vanzelf open en dicht:
• Heeft u buren met een garagedeuropener die op dezelfde
frequentiecode werkt? Verander uw code.
• Controleer of de knop op de afstandsbediening niet in ingedrukte
stand klem zit.
9. De deur stopt maar gaat niet helemaal dicht:
Neem de instructies voor het afstellen van de eindstanden nogmaals
door.
Herhaal de veiligheidstest na elke bijstelling van de lengte van de
deurarm, van de sluitkracht of van de eindstand omlaag.
10. De deur gaat open maar niet dicht:
• Controleer het Beveiligingssysteem (als u deze accessoire
geïnstalleerd heeft). Als het licht knippert, moet de uitlijning
gecorrigeerd worden.
• Als het lichtje op de opener niet knippert en de installatie is nieuw,
controleer dan de neergaande kracht.
Herhaal na het bijstellen de veiligheidstest.
11. Het licht van de opener gaat niet aan:
Vervang de lamp (maximaal 40 Watt). Vervang doorgebrande lampen
met lampen die geschikt zijn voor ruw gebruik.
12. Het licht van de opener blijft branden:
De aarding van het stopcontact op het plafond of de muur kan defect
zijn. De opener moet geaard zijn.
13. De opener forceert of heeft maximale kracht nodig om de deur
in werking te stellen:
Het kan zijn dat de deur uit balans is of dat de veren gebroken zijn.
Sluit de deur en gebruik de noodontkoppelingshandgreep om de slede
los te koppelen. Open en sluit de deur met de hand. Een goed
uitgebalanceerde deur moet op elk willekeurig punt van de slag
kunnen blijven staan, terwijl hij uitsluitend door zijn veren in evenwicht
wordt gehouden. Is dit niet het geval, laat de deur dan bijstellen door
een garagedeurspecialist. Vermeerder de kracht niet om de opener
te bedienen.
14. De motor van de opener bromt even en doet dan niets meer:
• De veren van de garagedeur zijn gebroken. ZIE HIERBOVEN.
• Als het probleem zich de eerste keer dat u de opener in werking stelt
voordoet, zit de deur op slot. Stel het deurslot buiten werking. Als
de ketting verwijderd is geweest en daarna opnieuw geïnstalleerd is,
kan het zijn dat de motor niet in de goede stand staat. Verwijder de
ketting; zet de motor in de stand omlaag. Kijk naar het aandrijfwiel.
Als het naar rechts draait en in de stand omlaag stopt, brengt u de
ketting weer op zijn plaats.
Herhaal de veiligheidstest als u klaar bent met bijstellen.