Slangen waarover werd gereden, die
–
geknikt zijn of gebotst hebben niet meer
gebruiken ook al is er geen beschadi-
ging zichtbaar.
Hogedrukslang zodanig opbergen dat
–
geen mechanische belasting optreedt.
Veiligheidsinrichtingen
Veiligheidsinrichtingen dienen voor de be-
scherming van de gebruiker en mogen niet
buiten werking gezet of in hun functie om-
zeild worden.
Watertekortbeveiliging
De watertekortbeveiliging voorkomt dat de
brander bij een tekort aan water oververhit
raakt. Alleen bij voldoende watertoevoer
gaat de brander aan.
Overstroomklep
Indien het handspuitpistool gesloten is,
–
gaat de overstroomklep open en leidt
de hogedrukpomp het water naar de
pompzuigzijde terug. Daardoor wordt
de overschrijding van de toegelaten
werkdruk verhinderd.
De overstroomklep is in de fabriek inge-
–
steld en verzegeld. Instelling uitsluitend
door de klantendienst.
Veiligheidsklep
De veiligheidsklep gaat open als de
–
overstroomklep defect is.
De veiligheidsklep is in de fabriek inge-
–
steld en verzegeld. Instelling uitsluitend
door de klantendienst.
Thermoventiel aan de pomp
Het thermoventiel gaat open bij een over-
schrijding van de maximum toegelaten wa-
tertemperatuur en leidt het hete water naar
buiten.
Drukschakelaar
De drukschakelaar schakelt de brander uit
als de minimale werkdruk onderschreden
wordt en schakelt hem weer in als de mini-
male werkdruk overschreden wordt.
All manuals and user guides at all-guides.com
NL
Inbedrijfstelling
Waarschuwing
Verwondingsgevaar! Apparaat, toevoerlei-
dingen, hogedrukslang en aansluitingen
moeten in een perfecte toestand zijn. In-
dien de toestand niet perfect is, mag het
apparaat niet gebruikt worden.
Oliepeil van de hogedrukpomp
controleren
Voorzichtig
Bij melkachtige olie onmiddellijk de Kär-
cher-klantendienst contacteren.
Knip voor het eerste gebruik de punt
van het deksel van de olietank op de
waterpomp af.
Oliepeil in het oliereservoir controleren.
Apparaat niet in bedrijf nemen, als het olie-
peil gedaald is onder „MIN".
Indien nodig olie navullen (zie Techni-
sche gegevens).
Motor
Hoofdstuk „Veiligheidsinstructies" in
acht nemen!
Voor de inbedrijfstelling de gebruiks-
aanwijzingg van de motorfabrikant le-
zen en in het bijzonder de
veiligheidsinstructies in acht nemen.
Oliepeil van de motor controleren.
Apparaat niet in bedrijf nemen, als het olie-
peil gedaald is onder „MIN".
Indien nodig olie navullen.
brandstoftank vullen met dieselbrandstof.
Brandstof navullen
Voorzichtig
Beschadigingsgevaar van de brandstof-
pomp door droogloop. Brandstofreservoir
ook bij werking met koud water zo ver vul-
len.
– 4
57