V-ATEX
- INSTRUCTIES VOOR VEILIGHEID IN OVEREENKOMST MET RICHTLIJN 2014/34/EU
Temperaturen van de procesvloeistof anders dan die weergegeven in Tabel 1 voldoen niet aan de
referentietemperatuurklasse, waardoor de veiligheids- en beschermingsvereisten voor explosiegevaar vervallen.
Als de gebruiker verwacht dat de temperatuurlimieten in Tabel 1 overschreden zullen worden, is het noodzakelijk om een be-
schermingsapparaat te installeren volgens richtlijn 2014/34/EU en met minimale prestaties van de veiligheidsfunctie gelijk aan
PL = c, categorie = 2 in overeenstemming met UNI EN 13849-1: 2008 dat voorkomt dat de volgende oppervlaktetemperaturen
op de pomp worden bereikt:
T = 370 °C VOOR KLASSE T1
T = 290 °C VOOR KLASSE T2
T = 190 °C VOOR KLASSE T3
T = 125 °C VOOR KLASSE T4
Het beveiligingsapparaat moet worden aangesloten op het bedieningspaneel en moet de pomp stoppen wanneer de ingestelde
drempel is bereikt. De verbinding moet worden uitgevoerd door gespecialiseerd personeel en in overeenstemming met de
geldende voorschriften.
Als het beveiligingsapparaat is geïnstalleerd, vervangen deze temperatuurklasse-indicaties de waarden die zijn aangegeven in
Tabel 1.
De V-pompen conform de richtlijn 2014/34/EU zijn uitgerust met een aanleg voor het bevestigen van een temperatuursensor
(op aanvraag geleverd) die moet worden bevestigd in het gebied van de asafdichting (Afb. 3). In dit geval moet het worden
gekalibreerd volgens de volgende tabel:
De temperatuursensor moet worden aangesloten op het bedieningspaneel en moet de pomp stoppen wanneer de ingestelde
drempel is bereikt. De verbinding moet worden uitgevoerd door gespecialiseerd personeel en in overeenstemming met de
geldende voorschriften.
De compatibiliteit tussen de temperatuur van de verpompte vloeistof en de materialen van de pomp moet worden
gecontroleerd.
7.1
POMPEN MET VERWARMINGSVOERINGEN
Voor pompen die zijn gebouwd met verwarmingsvoering of -voeringen, moet de integrator/installateur ervoor zorgen dat de
temperatuur van de verwarmingsvloeistof de waarden in tabel 3 niet overschrijdt. In het geval dat de integrator/installateur besluit
om, na een procesrisicoanalyse, een sensor te installeren om deze toestand te garanderen, moet deze worden geïntegreerd in
een circuit waarvan de minimale prestaties van de veiligheidsfunctie gelijk zijn aan PL = c, categorie = 2, in overeenstemming
met UNI EN 13849-1: 2008 norm; deze sensor moet worden aangesloten op het bedieningspaneel en moet de pomp stoppen
wanneer de ingestelde drempel is bereikt. De verbinding moet worden uitgevoerd door gespecialiseerd personeel en in
overeenstemming met de geldende voorschriften.
Temperatuurklasse van
de pomp
T1
T2
T3
T4
Temperatuurklasse
van de pomp
T1
T2
T3
T4
Tabel 1
Maximale temperatuur van de
verpompte vloeistof
300 °C
230 °C
130 °C
70 °C
LET OP
LET OP
Tabel 2
Kalibratietemperatuur van de
sensor
330 °C
260 °C
160 °C
95 °C
LET OP
47