5. | Werken met de Radar Kit III
5. Schakel de lasermodule van de wielhouder uit.
Nu is de basisdrager gecentreerd en parallel vóór het voertuig gepositioneerd.
5.2.4. Radarreflector positioneren
Ga om de radarreflector voor het voertuig te positioneren als volgt te werk:
OPMERKING
Welke radarreflector moet worden gebruikt is afhankelijk van het merk en wordt vermeld door het diagno-
seapparaat en moet daar worden nagezien.
1. Lees de correcte waarde af uit het diagnoseapparaat.
2. De radarreflector CSC 4-04/CSC 4-05/CSC 4-07 bezit een groef in zijn voet. De voet moet worden gepositioneerd te-
gen het basisprofiel aan, waarbij de groef zich moet bevinden tegen de plaats met een waarde X op het profiel. De
waarde wordt vermeld door het diagnoseapparaat.
OPMERKING
Let erop dat de groeven van draaiplaat en voet met elkaar in lijn liggen.
3. Schakel de laser in.
4. Stel de radarreflector CSC 4-04/CSC 4-05/CSC 4-07 in op de hoogte die is aangegeven in het diagnoseapparaat.
OPMERKING
Let op de merkspecifieke referentiepunten.
OPMERKING
De kalibratie kan worden beïnvloed door voorwerpen van metaal. Voordat met de kalibratie wordt gestart,
moet het basisprofiel worden verwijderd.
5. Verwijder het basisprofiel.
116
Hella Gutmann
CSC-Kit Radar III