NL
FOUT
NIVEAUVERSCHIL
OVERDREVEN DIKTE
GEBREK AAN METAAL
NADEN ZIEN ER
VERROEST UIT
TE WEINIG
PENETRATIE
TEVEEL
PENETRATIE
TE WEINIG SMELTING
GLEUVEN
8.0 ALGEMEEN ONDERHOUD
ONDERBREEK ALTIJD DE STROOMTOEVOER ALVORENS ONDERHOUDSWERK-
ZAAMHEDEN AAN DE GENERATOR UIT TE VOEREN.
Verwijder regelmatig (elke 5/6 maanden) met behulp van droge druklucht het stof
dat zich in het lasapparaat heeft opgehoopt (demonteer eerst de zijkanten).
• BUIG DE BRANDER NIET, ZODAT ER GEEN KNELPUNTEN ONTSTAAN EN VER-
PLAATSDE GENERATOR NIET MET BEHULP VAN DE BRANDER.
• CONTROLEER de lasbrander REGELMATIG, aangezien hij het meest aan slijtage
onderhevig is.
8.1
ALGEMEEN ONDERHOUD
1.
GASMONDSTUK (6): spuit het regelmatig in met lasspray en verwijder
afzettingen aan de binnenkant.
ALGEMEEN ONDERHOUD
UITERLIJK
- Niet naar behoren voorbereid.
- Zijkanten uitlijnen en tijdens het lassen vasthouden.
(Puntlassen)
- Te lage nullastspanning.
- Te lage lassnelheid.
- Verkeerde hellingshoek lasbrander.
- Te dikke lasdraad.
- Te hoge lassnelheid.
- Spanning te laag voor gebruikte lassnelheid.
- Bij gebruik van een lange boog in gleuf lassen.
- Spanning afstellen.
- Gebogen draad of draad die té ver uit draadgeleider steekt.
- Verkeerde draadsnelheid.
- Onregelmatige of onvoldoende afstand.
- Verkeerde hellingshoek lasbrander.
- Draadleituitje versleten.
- Draadsnelheid te laag ten opzichte van spanning of lassnelheid.
- Te hoge draadsnelheid.
- Verkeerde hellingshoek lasbrander.
- Te grote afstand.
- Te kleine afstand.
- Laswerk eerst ruw bewerken of slijpen en vervolgens opnieuw lassen.
- Te hoge lassnelheid.
(Deze visueel makkelijk te constateren fout moet onmiddellijk door de lasser hersteld
worden)
(NL) 5
OORZAAK EN OPLOSSING
Vervangen van het gasmondstuk:
-Verwijder het gasmondstuk (6) door het naar rechts te draaien.
-Bevestig het nieuwe gasmondstuk.
2.
DRAADLEITUITJE (7) : controleer of de opening voor draadtoevoer niet uit-
gesleten is. Vervang het tuitje indien nodig.
Vervangen van het tuitje:
-Verwijder het gasmondstuk (6) door het naar rechts te draaien.
-Draai het draadleituitje (7) los.
-Druk op de knop van de lasbrander; na enkele seconden komt de lasdraad naar
buiten.
-Draai het nieuwe draadleituitje (7) vast.
-Bevestig het gasmondstuk (6) weer.
-Knip de overtollige draad af.
8.2
AANSLUITEN VAN DE LASBRANDER
Controleer alvorens de lasbrander aan te sluiten of de huls (18) geschikt is voor
de doorsnee van de draad die gebruikt wordt:
19
20
22
21
-kleur BLAUW Ø 1.5 voor draden met Ø 0,6 - 0,8 mm.
-kleur ROOD Ø 2.0 voor draden met Ø 1 - 1,2 mm.
(Verwijzing kleur van huls voor lasdraad van staal).
-Controleer of de gleuf van de rollen van de reductiemotor en het draadleituitje
geschikt zijn voor de gebruikte draaddikte en of het draadleibuisje geen contact
maakt met de draadmeeneemrol.
NL
18