Alvorens installatie- of onderhoudswerkzaamheden te gaan verrichten, dient u de inverter los te koppelen
van het elektrische voedingsnet en minstens 15 minuten te wachten voordat u de interne delen aanraakt.
Verzeker u ervan dat de spanning en de frequentie, die vermeld zijn op het kenplaatje van de inverter,
overeenstemmen met die van de
Ter verbetering van de immuniteit tegen mogelijke storing die wordt uitgestraald naar andere apparatuur, wordt
aanbevolen om voor de voeding van de inverter een aparte elektrische leiding te gebruiken.
Het is de taak van de installateur te controleren of de elektrische voedingsinstallatie voorzien is van een doeltreffende
aarding, in overeenstemming met de geldende voorschriften.
Verzeker u ervan dat alle klemmen volledig zijn aangehaald, en let hierbij met name op de aardklem.
Verzeker u ervan dat de kabelklemmen goed zijn aangehaald, zodat de beschermingsklasse IP55 wordt
gehandhaafd.
Controleer of alle verbindingskabels in uitstekende staat verkeren en of de buitenste kabelhuls intact is. De motor van
de geïnstalleerde elektropomp moet voldoen aan de gegevens uit Tabel 2.
Als de aardlijnen per abuis worden aangesloten op een klem die niet de aardklem is, zal het hele
apparaat hierdoor onherstelbaar beschadigd worden!
Als de voedingslijn per abuis wordt aangesloten op de uitgangsklemmen die bestemd zijn voor
de last, zal het hele apparaat hierdoor onherstelbaar beschadigd worden!
2.2.1
Aansluiting van de pomp voor de modellen M/T en T/T
De uitgang voor de elektropomp is beschikbaar op de driefase + aarde kabel met het etiket PUMP.
De motor van de geïnstalleerde elektropomp moet van het driefase type zijn, met een spanning van 220-240V voor de
typologie M/T en van 380-480V voor de typologie T/T. Voor een correcte aansluiting van de wikkelingen van de motor
dient u zich te houden aan de gegevens die zijn vermeld op het kenplaatje of op de klemmenstrook van de
elektropomp.
2.2.2
Aansluiting van de pomp voor de modellen M/M
De uitgang voor de elektropomp is beschikbaar op de eenfase + aarde kabel met het etiket PUMP.
De inverters van het type DV kunnen worden aangesloten op motoren met een 110-127V of 220-240V voeding. Om
bij een inverter DV een spanning van 220-240V te kunnen gebruiken voor de aansturing van de motor, is het
noodzakelijk dat een voeding van dezelfde spanning wordt gebruikt.
Voor alle inverters M/M in de uitvoering 11 en 14 A dient u zich ervan te verzekeren dat u de spanning
van de gebruikte motor correct hebt geconfigureerd, zie par 5.2.5.
De inverters M/M in de uitvoering 8,5 A kunnen alleen worden aangesloten op elektropompen met op
230V werkende eenfase motoren.
2.3 Aansluiting op de voedingslijn
LET OP: de lijnspanning kan veranderen wanneer de elektropomp wordt gestart door de inverter.
De spanning op de lijn kan schommelingen ondergaan, afhankelijk van andere op de lijn aangesloten
inrichtingen en de kwaliteit van de lijn zelf.
LET OP: de magnetothermische beveiligingsschakelaar en de voedingskabels van de inverter en van de pomp,
moeten de juiste dimensies hebben voor de installatie in kwestie.
De differentiaalschakelaar die de installatie beschermt moet correct gedimensioneerd zijn volgens de kenmerken die
zijn vermeld in Tabel 2. Voor de inverters van type M/T en M/M wordt aangeraden een differentiaalschakelaar van het
type F te gebruiken die beschermd is tegen piekstromen; voor het type T/T wordt aangeraden een
differentiaalschakelaar type B te gebruiken die beschermd is tegen piekstromen.
Wanneer de in het handboek gegeven aanwijzingen niet overeenkomen met de geldende voorschriften, dienen de
geldende voorschriften te worden gevolgd.
Bij verlenging van de kabels van de inverter, bijvoorbeeld bij voedingen van elektrische dompelpompen, gaat u in
geval van elektromagnetische storingen als volgt te werk:
Controleer de aarding en installeer eventueel een aardlekschakelaar in de onmiddellijke nabijheid van de
dell'inverter.
Graaf de kabels in.
Gebruik afgeschermde kabels.
Installeer de DAB Active Shield inrichting
NEDERLANDS
netvoeding.
197