Aan de parameter O2 zijn de waarden en de functies gekoppeld die vermeld zijn in Tabel 28.
Configuratie
van de uitgang
0
1
2
3
6.6.17 SF: startfrequentie
Alleen beschikbaar voor inverters van het type M/M van 11 en 14 A.
Dit is de frequentie waarbij de start van de pomp plaatsvindt, voor een tijd ST (zie par. 0. De vooringestelde waarde is
gelijk aan de nominale frequentie van de pomp en deze waarde kan met de toetsen "+" en "-"worden ingesteld tussen
Fn en Fn-50%. Als er een FL hoger dan Fn-50% is ingesteld, zal SF beperkt worden tot de waarde voor de
minimumfrequentie FL. Bijvoorbeeld voor Fn=50Hz, SF kan de waarde worden ingesteld tussen 50 en 25 Hz; als
daarentegen Fn=50 Hz en FL = 30 Hz, dan kan SF worden ingesteld tussen 50 en 30 Hz.
6.6.18 ST: starttijd
Alleen beschikbaar voor inverters van het type M/M van 11 en 14 A.
De parameter ST staat voor de tijd gedurende welke de frequentie SF wordt gegeven (zie par.. 6.6.17) voordat de
regeling van de frequentie wordt overgedragen aan het automatische systeem PI. De vooringestelde waarde van ST
is 1 seconde en dit is in bijna alle gevallen de beste waarde. Indien nodig kan de parameter ST echter worden
ingesteld tussen een minimum van 0 seconden en een maximum van 3 seconden.
Indien ST wordt ingesteld op 0 seconden, zal de frequentie van het begin af aan geregeld worden door PI en zal de
pomp in ieder geval op de nominale frequentie worden gestart.
6.6.19 RF: Reset van de fout- en waarschuwingenhistorie
Door de toetsen + en – tenminste 2 seconden tegelijk ingedrukt te houden, wist u het chronologische overzicht van de
fouten en waarschuwingen. Onder het symbool RF staat een overzicht van het aantal fouten dat in de historie
aanwezig is (max. 64). De historie kan bekeken worden via het menu MONITOR (Bewaking) op pagina FF.
6.6.20 PW: wijziging wachtwoord
Het inverter heeft een beveiligingssysteem met wachtwoord. Als er een wachtwoord wordt ingesteld, zijn de
parameters van het apparaat altijd toegankelijk en zichtbaar, maar kunnen ze niet worden gewijzigd.
De enige parameters die het mogelijk maken het wachtwoord onafhankelijk van de instelling te wijzigen zijn: SP, P1,
P2, P3, RP, FP, LA, CT.
Het inverter heeft een beveiligingssysteem met wachtwoord. Als er een wachtwoord wordt ingesteld, zijn de
parameters van het apparaat altijd toegankelijk en zichtbaar, maar kunnen ze niet worden gewijzigd.
Wanneer het wachtwoord (PW) "0" is, zijn alle parameters gedeblokkeerd en kunnen ze worden gewijzigd.
Wanneer een wachtwoord wordt gebruikt (waarde PW anders dan 0), zijn alle wijzigingen geblokkeerd en wordt op de
pagina PW "XXXX" weergegeven.
Als het wachtwoord is ingesteld, is het mogelijk over alle pagina's te navigeren, maar bij een poging om een
parameter te wijzigen verschijnt er een pop-up dat verzoekt om invoer van het wachtwoord. Wanneer het juiste
Configuratie van de aan de uitgangen gekoppelde functies
OUT1
Conditie voor
activering
Contact NO altijd
Geen enkele
open, NC altijd
functie toegekend
gesloten
Contact NO altijd
Geen enkele
gesloten, NC altijd
functie toegekend
open
In geval van
Aanwezigheid
blokkerende fouten
van blokkerende
gaat het contact NO
fouten
dicht en gaat het
contact NC open
In geval van
Aanwezigheid
blokkerende fouten
van blokkerende
gaat het contact NO
fouten
open en gaat het
contact NC dicht
Tabel 28: configuratie van de uitgangen
NEDERLANDS
Status van het
uitgangscontact
Geen enkele
functie toegekend
Geen enkele
functie toegekend
Activering van de
uitgang in geval
van blokkerende
fouten
Activering van de
uitgang in geval
van blokkerende
fouten
228
OUT2
Conditie voor
Status van het
activering
uitgangscontact
Contact NO altijd
open, NC altijd
gesloten
Contact NO altijd
gesloten, NC altijd
open
Wanneer de
elektropomp in
bedrijf is, gaat het
contact NO dicht en
gaat het contact NC
open
Wanneer de
elektropomp in
bedrijf is, gaat het
contact NO open en
gaat het contact NC
dicht