gens de gehele benodigde hoeveelheid olie
toe en schud de bus. Tenslotte voegt u de
resterende benzine toe en schudt u nog-
maals.
3. Draai de dop van de tank (24) en vul de
tank met de mengsmering (25). Veeg ben-
zineresten rond de dop van de tank op en
draai de dop weer op de tank.
24
25
Afb. 4
In gebruik nemen
Waarschuwing! Voordat u het ap-
paraat in gebruik neemt, moet u con-
troleren of deze klaar is voor gebruik.
Start het apparaat niet als u ook maar
de geringste twijfel hebt!
17
19
14
Afb. 5
Let vooral op de volgende punten:
•
Controleer het maaigereedschap op be-
schadigingen en slijtage.
•
De maaikop moet juist zijn gemonteerd
•
Alle schakelaars moeten licht gaan
•
De bougie moet stevig vastzitten. Als de
stekker loszit, kunnen vonken ontstaan,
waardoor brandstofresten vlam kunnen
vatten.
•
Zorg dat de handgrepen altijd schoon zijn,
zodat het apparaat veilig kan worden ge-
hanteerd.
•
Alle veiligheidsinrichtingen moeten vol-
gens de voorschriften zijn ingebouwd en
geplaatst voordat het apparaat kan worden
gestart.
De maaikop moet vrij kunnen lopen.
Controleer voordat u het apparaat start of de
maaikop goed zit en of beweegbare delen vrij
lopen.
Waarschuwing! Laat u helpen door
een vakman of een geautoriseerd ser-
vicecenter als u ook maar de gering-
ste twijfel hebt.
Motor starten (afbeelding 5)
Start de motor minimaal 3 meter
verwijderd van de plaats waar u de
brandstof hebt bijgevuld.
16
18
4
NL
B
11
12
14
45