INBEDRIJFSTELLING
DSW7: Aanvullende instelling 4
Fabrieksinstelling
Compatibiliteit met ATW-RTU-04 (wanneer
koelmodus vereist is)
DSW15 en RSW2/ DSW16 en RSW1: Niet in
gebruik
Fabrieksinstelling
(niet wijzigen)
DSW18: Niet in gebruik
Fabrieksinstelling
(niet wijzigen)
SSW1: Afstandsbediening/Lokaal
Fabrieksinstelling
(Bediening van de afstandsbediening)
Lokale bediening
SSW2: Verwarmen/Koelen
Fabrieksinstelling
(Verwarmingswerking)
Koeling en verwarming in geval van lokale
bediening
10.5.3 Led-indicatorlampjes
Naam
Kleur
LED1
Groen
Aan/uit-indicator
LED2
Rood
Aan/uit-indicator
LED3
Rood
Warmtepomp (Thermo-ON/Off)
Alarm (knipperend met 1 seconde
LED4
Geel
tussenpauze)
LED5
Groen
Niet in gebruik
LED6
Geel
H-LINK-transmissie
H-LINK transmissie schakelaar van de
LED7
Geel
afstandsbediening
202
PMML0506 rev.2 - 01/2021
Afstandsbediening
Lokaal
Afstandsbediening
Lokaal
Verwarmen
Koelen
Verwarmen
Koelen
Weergave
11 INBEDRIJFSTELLING
11.1 VOORDAT U HET SYSTEEM IN
GEBRUIK NEEMT
!
L E T O P
•
Laat het systeem ongeveer 12 uur ingeschakeld voordat u het
systeem na een lange stilstandperiode opstart. Start het systeem niet
onmiddellijk nadat u de voeding hebt ingeschakeld. Dit kan namelijk
leiden tot een storing in de compressor omdat de compressor dan
nog niet goed is verwarmd.
•
Als u het systeem na ongeveer 3 maanden stilstand opnieuw
wilt inschakelen, is het raadzaam het systeem eerst door uw
onderhoudsleverancier te laten nakijken.
•
Als het systeem langere tijd ongebruikt gaat blijven, schakel dan de
hoofdschakelaar uit. Omdat de olieverwarming altijd ingeschakeld is
zelfs wanneer de compressor niet werkt, wordt er elektriciteit verbruikt
tenzij de hoofdschakelaar wordt uitgeschakeld.
11.2 VOORAFGAANDE CONTROLE
Wanneer de installatie is voltooid, stelt u het systeem
volgens de hierna beschreven procedure in bedrijf en draagt
u het systeem over aan de klant. Voer de inbedrijfstelling
systematisch uit en controleer of de elektrische bedrading en
de leidingen correct zijn aangesloten.
YUTAKI M-units moeten door de installateur worden geconfigu-
reerd om een correcte instelling en werking te garanderen.
11.2.1 De unit controleren
•
Controleer het externe aanzicht van de unit op schade als
gevolg van het transport of de installatie.
•
Controleer of alle panelen volledig gesloten zijn.
•
Controleer of de aanbevolen onderhoudsruimte aanwezig is
(zie "6.1 Onderhoudsruimte").
•
Controleer of de unit correct is geïnstalleerd.
11.2.2 Elektriciteitscontrole
!
L E T O P
Gebruik het systeem pas nadat alle controlepunten zijn afgewerkt:
•
Controleer of de elektrische weerstand groter is dan 1 MΩ door
de weerstand te meten tussen de aarde en de terminal van de
elektrische onderdelen. Gebruik het systeem niet voordat eventuele
elektrische lekken zijn opgespoord en verholpen. Zet geen spanning
op de klemmen van de transmissie en sensors.
•
Controleer of de schakelaar van de hoofdvoedingsbron minimaal
12 uur AAN heeft gestaan, zodat de olieverwarmer tijd heeft gehad
om de compressor op te warmen.
•
Bij een driefase-unit dient u de fasevolgordeaansluiting op de
aansluitklemplaat te controleren.
•
Controleer de netvoedingspanning (±10% van de nominale spanning).
•
Controleer of de elektrische onderdelen die u apart hebt
aangeschaft
(hoofdschakelaars,
geleidingsaansluitingen en draadklemmen) overeenkomen met de
elektrische gegevens vermeld in dit document. Controleer ook of de
onderdelen voldoen aan de nationale en lokale voorschriften.
•
Raak geen elektrische onderdelen aan binnen drie minuten nadat u
de hoofdschakelaar hebt uitgezet.
•
Controleer of de DIP-switches van de unit zijn ingesteld zoals
weergegeven in het desbetreffende hoofdstuk.
•
Controleer of de elektrische bedrading van de unit is aangesloten
zoals wordt afgebeeld in het desbetreffende hoofdstuk.
circuitonderbrekers,
kabels,