1.6.2 Voertuigen 5 deuren
Blz. 6 - afb. 3
−
Sluit de zwarte draad van de leidingset op het massapunt -pijl- van het voertuig aan.
Blz. 6 - afb. 4
−
Trek de rode draad van de leidingset voeding* van het besturingstoestel uitgaande langs de achterste afsluitplaat
naar de linker voertuigzijde.
−
Bevestig de enkele draad met kabelbinders* -pijlen- aan voorhanden leidingen.
Blz. 7 - afb. 1
−
Ontgrendel de behuizing van de platte stekker -A- aan het koppelstation -B-.
−
Wikkel circa 50 mm van de leidingsomwikkeling van de leidingstreng van het voertuig.
−
Snijd de blauw-rode leiding (pin 8 aan de aansluitstekker) van het voertuig af.
−
Klem een leidingseinde van de blauw/rode leiding -1- in een klemverbinder* -2-.
−
Klem het vrije einde van de leiding van de blauw-rode leiding -4- en de rode enkele draad -3- van de leidingset sa-
men in de klemverbinder -2-.
−
Las de klemverbinder -2- met de heteluchtblazer uit de leidingstreng-reparatieset -VAS 1978-.
−
Monteer de behuizing van de platte stekker -A- opnieuw in het koppelstation -B-.
−
Vervang de leidingsomwikkeling.
Blz. 7 - afb. 2
Tip
De stekkers -3- zijn zo gemaakt dat ze enkel in een positie in de aansluitbussen aan het besturingstoestel -3- inge-
stoken kunnen worden.
−
Steek de aansluitstekkers van de sensoren -1- volgens de nummering in de bijbehorende bussen "1" tot "4" in het
besturingstoestel* -3- tot ze voelbaar vastklikken.
−
Steek de aansluitstekker -2- van de leidingset voeding in de bijbehorende bus aan het besturingstoestel -3- tot hij
voelbaar vastklikt.
−
Steek de aansluitstekker -4- van de zoemer in de bijbehorende bus "BUZ" aan het besturingstoestel -3- tot hij voel-
baar vastklikt.
−
Voer de setup van de park distance control uit.
⇒
1.7 Setup van de park distance control
1.7
Setup van de park distance control
Blz. 7 afb. 3
Tip
◆
Bij voertuigen met afneembare aanhangwagenkoppeling moet die tijdens de setup gemonteerd zijn.
◆
Gebruik, om fouten bij de setup te vermijden, geen metalen wand (b.v. garagepoort) en vermijd glanzende witte
wanden.
◆
Betreed tijdens de setup niet het herkenningsbereik -A- van de sensoren.
−
Plaats het voertuig voor de setup achteruit op een afstand van 50 cm voor een muur.
−
Zet de motor af.
−
Schakel de ontsteking in en zet het vooruit in z'n achteruit.
Het besturingstoestel signaleert het begin van de programmering met een dubbel signaal.
Weerklinkt er geen signaal als het voertuig in z'n achteruit gezet werd, moet de oorzaak van de storing gezocht wor-
den.
⇒
1.8 Foutopsporing setup
Binnen maximaal 100 seconden moet een enkel, lang signaal weerklinken. Dit signaal bevestigt de met succes uit-
gevoerde programmering.
Vindt binnen de tijdspanne van 100 seconden geen bevestiging van de programmering plaats door het enkele, lange
signaal, dan moet de fout opgespoord worden.
⇒
1.8 Foutopsporing setup
−
Snijd na de akoestische bevestiging van de met succes uitgevoerde programmering en het uitschakelen van de
ontsteking de blauwe enkele draad van de leidingset voeding af.
−
Isoleer de einden van de doorgesneden enkele draden.
Hierdoor is de setupprocedure beëindigd.
−
Controleer de functies van de parkeerhulp volgens de bijgeleverde gebruiksaanwijzing.
Zijn alle functies van de parkeerhulp voorhanden, voer dan de eindmontage uit.
⇒
1.9 Eindmontage
38
*vindt u terug in de levering