NL
84
Om de veiligheid van uw kind te garanderen, moet u voor elke autorit de
volgende controles uitvoeren:
•
de ISOFIX-
koppelingspunten
veilig en goed in de
verankeringen zijn
vergrendeld en de
veiligheidslampjes
allebei volledig groen
licht geven.
•
het
kinderbeveiligingssysteem rust tegen de
rugleuning van de autostoel.
•
het 5-puntige tuigje ligt strak tegen het kind
aan. Zorg ervoor dat er niet meer dan één vinger
tussen het tuigje en het lichaam van het kind past,
ongeveer 1 cm. Als er meer ruimte is, trek het tuigje
dan strakker aan.
•
De riemen zijn niet verdraaid.
•
De schoudergordels zitten in de juiste positie op de
schouders van het kind.
•
De heupgordels moeten zo ver onder worden
geplaatst dat ze de heupen stevig omsluiten.
•
Het 5-puntsgordel tuigje is juist bevestigd.
2.2 (100-150 cm, van 3 tot 12 jaar) installatie voorwaarts gericht met twee
opties: 1) met 3-punts-gordel 2) met 3-punt-gordel en ISOFIX
•
Controleer of het 5-punts tuigje correct is verwijderd. Zorg ervoor dat de
steunpoot aan de onderkant van de basis niet te zien is.
•
Zet het kinderautostoeltje in de gewenste stand en zorg ervoor dat het
buigmechanisme goed vergrendeld is.
•
Zorg ervoor dat het kinderautostoeltje in de voorwaartse positie is gericht
en dat het draaimechanisme goed vergrendeld is.
•
Plaats het kinderbeveiligingssysteem op de autostoel in de rijrichting.
•
Plaats de ISOFIX verankering en controleer of de display groen is. (Optie
2)
•
Schuif het kinderautostoeltje aan beide kanten stevig en gelijkmatig tegen
de rugleuning.
2.3 Zet uw kind vast in de auto met de 3-puntsgordel
1. Plaats het kind in het kinderautostoeltje.
2. Trek de driepuntsgordel van de auto zo ver mogelijk uit en geleid deze om
de voorkant van het kind en sluit de stoelvergrendeling van de auto.