4
Functie
zet. Bij betreffende buitentemperaturen wordt de boilertemperatuur
boven de voor de warmwaterbehoefte iungestelde boilertemperatuur
verhoogd.
INFORMATIE
Als [Comfort Verwarming] op „Aan" wordt gezet, wordt
eventueel het stroomverbruik van de warmtepomp hoger.
De standaardinstelling is [Comfort Verwarming] op „Uit" ge-
zet.
Meer gedetailleerde uitleg en mogelijke instelwaarden voor deze
functie staat in
Hfst.
7.6.
4.5.5
Koelen
[→ Hoofdmenu → Configuratie → Koelen]
In dit menu worden instellingen voor de koelfunctie uitgevoerd.
VOORZICHTIGCONDENSATIEGEVAAR
Bij storingen of bij een verkeerde instelling van de parame-
ters zou vanwege condensatie de vloerverwarming, de es-
trik of de opbouw van de vloer beschadigd kunnen raken.
▪ Voor de eerste inbedrijfstelling en de activering van de
koelwerking moet de minimum temperatuurbeperking in
de regeling RoCon (parameter [Ondergrens aanvoer-
temperatuur]) op de minimaal toegestane installatietem-
peratuur ingsteld worden.
Voorwaarden voor de koelwerking:
▪ Buitentemperatuur > instelwaarde van de kamerstreeftemperatuur
▪ Buitentemperatuur > instelwaarde van de parameter [Start. T-ext.
koelen]
▪ Modus [Koelen] geactiveerd.
▪ via menu „Modus" of
▪ met de kamerthermostaatfunctie (schakelcontact koelen geslo-
ten)
▪ Geen warmteverzoek in het RoCon-systeem van de verwamings-
installatie actief
INFORMATIE
Als de gemiddelde buitentemperatuur bij een actieve mo-
dus "Koelen" onder de 4 °C daalt, schakelt de modus auto-
matisch om naar "Verwarmen".
Een opnieuw uitgevoerde automatische omschakeling van
de modus naar "Koelen" gebeurt alleen:
▪ als een kamerthermostaat op stekkeraansluiting J16
(koelen) aangesloten is en
▪ het schakelcontact van de kamerthermostaat gesloten is
en
▪ de gemiddelde buitentemperatuur boven de 10 °C stijgt.
Koelcurve
[→ Hoofdmenu → Configuratie → Koelen→ Koelcurve]
De koelcurve bepaalt de aanvoerstreeftemperatuur bij koelwerking
afhankelijk van de buitentemperatuur. (weersafhankelijk geregelde
aanvoertemperatuurregeling zie
turen veroorzaken een lagere aanvoerstreeftemperatuur en anders-
om. De koelcurve kan door vier parameters op de hoedanigheid van
het gebouw aangepast worden (zie
1
[Start. T-ext. koelen]
2
[Max. T-ext. koelen]
3
[Start T-vertr koelen]
4
[Max. T-vertr koelen]
Gebruiksaanwijzing
20
Hfst.
4.5.3). Hogere buitentempera-
Afb
37-3).
Koelparameters
[→ Hoofdmenu → Configuratie → Koelen→ Parameters]
Dit menu bevat verdere parameters voor de aanpassing van de
streeftemperatuur van de aanvoer voor koelfunctie.
Tijdens de weersafhankelijke aanvoertemperatuurregeling kan de
gebruiker de aanvoerstreeftemperatuur door parameter [Correctie
koelsetpoint] maximaal 5 K omhoog of omlaag verstellen. Omlaag is
de temperatuur door parameter [Ondergrens aanvoertemperatuur]
beperkt.
Afb 37-3
Parameterafhankelijkheid koelcurve
pos.
Omschrijving
1
Parameter [Start. T-ext. koelen]
2
Parameter [Max. T-ext. koelen]
3
Parameter [Start T-vertr koelen]
4
Parameter [Max. T-vertr koelen]
5
Parameter [Ondergrens aanvoertemperatuur]
6
Kamerstreeftemperatuur
7
Koelwerking mogelijk
T
Buitentemperatuur
A
T
T-WG
V
-------
Koelcurve
- - - -
mogelijke parallelle verschuiving van de koelcurve
Tab. 37-6
Meer gedetailleerde uitleg en mogelijke instelwaarden bij de para-
meters dit menu staat in
Hfst.
7.6.4.
4.5.6
Warm tapwater
[→ Hoofdmenu → Configuratie → WW]
In dit menu kan de warmwaterbereiding individueel op gedrag en be-
hoefte van de gebruikers worden aangepast. Daarmee kan het ener-
gieverbruik geminimaliseerd en het comfort verhoogd worden.
Instellingen voor optionele circulatiepomp
Afhankelijk van parameter [Circulatiepomp aansturing] kan een opti-
onele circulatiepomp synchroon met het geselecteerde tijdprogram-
ma voor de warmwaterbereiding of met het tijdprogramma voor de
circulatiepomp aangestuurd worden (zie
vetijden van het geselecteerde tijdprogramma kan de circulatiepomp
ofwel continu of in takten worden gebruikt. Dat wordt met parameter
[Circulatiepomp intervalsturing] vastgelegd.
Legionellabescherming
Deze functie dient ter voorkoming van een bacteriële contaminatie in
de boiler door thermische ontsmetting. Hiervoor wordt de boiler af-
hankelijk van parameter [Thermische desinfectie dag] 1× per dag of
1× per week tot ontsmettingstemperatuur [Thermische desinfectie
temp.] verwarmd. De ontsmetting begint op de vastgelegde starttijd
[Thermische desinfectie tijd] en is gedurende een uur actief. Een op-
tioneel aangesloten circulatiepomp wordt gedurende deze tijd auto-
matisch mee ingeschakeld.
Hfst.
4.3). Tijdens de vrijga-
Daikin RoCon+ HP
Daikin Regeling RoCon+ HP
008.1444299_01 – 09/2018 – NL