• Om de soepelheid van de wielen te garanderen, raden
wij aan om de wielassen en de wielnaven minimaal een-
maal per seizoen te reinigen.
• Werkzaamheden die in deze gebruikshandleiding niet
zijn beschreven, mogen alleen worden uitgevoerd door
een gespecialiseerde werkplaats.
16.1
Vervangen van de messen (19) (afb 13)
WAARSCHUWING
Bij het werken met een beschadigd mes bestaat
er gevaar voor persoonlijk letsel.
–
Draag veiligheidshandschoenen!
–
Laat het mes vanwege veiligheidsredenen alleen door
een gespecialiseerde werkplaats slijpen en afstellen.
Om een optimaal werkresultaat te bereiken, is het
raadzaam om het mes eenmaal per jaar te laten con-
troleren.
–
Bij het vervangen van het mes mogen alleen originele
reserveonderdelen worden gebruikt.
1. Leeg de brandstoftank (8) met een brandstof-afzuigpomp
(niet meegeleverd), voordat u het zaagblad verwijdert.
Kantel de grasmaaier nooit met een volle brandstof- of
olietank naar de zijkant of naar voren! De motor wordt
daardoor beschadigd waardoor de garantie vervalt.
2. Houd het mes (19) met één hand vast.
3. Draai de messchroef (20) linksom met behulp van een
steeksleutel SW17 (niet bij de levering inbegrepen) van
de motorspil (22). Verwijder de volgring (21).
4. Plaats het nieuwe mes (19) in de omgekeerde volgorde
terug. Bevestig de messchroef (20) conform de voorschrif-
ten. Let op dat het mes (19) juist is geplaatst en goed te-
gen de motorspil (22) ligt.
5. Het aanhaalmoment van de messchroef (20) is 45Nm.
Vervang ook de messchroef (20) als u het mes (19) ver-
vangt.
16.1.1
Beschadigde messen (19)
Als het mes (19) ondanks alle voorzichtigheid met een obsta-
kel in aanraking komt, direct de motor uitschakelen en de
bougiestekker (12) eruit trekken.
• Mes (19) op beschadiging controleren.
• Beschadigde of verbogen messen (19) moeten worden
vervangen.
• Nooit een verbogen mes (19) weer rechtbuigen.
• Nooit met een verbogen of sterk versleten mes (19) wer-
ken, want dit veroorzaakt trillingen en kan tot meer be-
schadigingen aan de grasmaaier leiden.
16.2
Controle van het oliepeil (afb. 9)
WAARSCHUWING
Gevaar voor de gezondheid!
Bij het inademen van brandstof-/smeeroliedampen en uit-
laatgassen kan er ernstige gezondheidsschade, bewuste-
loosheid ontstaan en dit in extreme gevallen zelfs tot de
dood leiden.
–
Adem geen brandstof-/smeeroliedampen en uitlaatgas-
sen in.
–
Gebruik het product alleen in de open lucht.
LET OP
Productbeschadiging!
Als het product zonder of met te weinig motor- of transmis-
sieolie wordt gebruikt, kan dit tot motorschade leiden.
–
Vul voor de ingebruikname brandstof en olie in. Het
product wordt zonder motor- of transmissieolie gele-
verd.
–
Gebruik uitsluitend motorolie SAE 10W-30 of SAE
10W-40.
LET OP
Milieuschade!
Uitgelopen olie kan het milieu ernstig verontreinigen. De
vloeistof is zeer giftig en kan snel tot waterverontreiniging
leiden.
–
Olie alleen op een vlakke, verharde ondergrond vullen/
aftappen.
–
Gebruik een vulpijp of trechter.
–
Vang afgetapte olie in een geschikte container op.
–
Veeg gemorste olie direct zorgvuldig weg en verwijder
de doek conform de lokale voorschriften.
–
Verwijder olie conform de lokale voorschriften.
1. Plaats de grasmaaier op een vlak, recht oppervlak.
2. Schroef de oliepeilstok (14) los.
3. Veeg de oliepeilstok (14) met een schone, pluisvrije doek
schoon.
4. Plaats de oliepeilstok (14) weer terug en er weer uit. Con-
troleer het oliepeil, zonder de oliepeilstok (14) weer er in
te schroeven.
5. Het oliepeil moet binnen de middelste markering op de
oliepeilstok (14) staan.
6. Als het oliepeil te laag is, voeg dan de aanbevolen hoe-
veelheid olie toe (max. 400 ml).
7. Schroef de oliepeilstok (14) vervolgens weer vast.
16.3
Olieverversing
Het verversen van de motorolie moet jaarlijks voor het begin
van het seizoen bij bedrijfswarme en uitgeschakelde motor
worden uitgevoerd.
Gebruik uitsluitend motorolie (SAE 10W-30/SAE 10W-40).
1. Plaats de grasmaaier op een vlak, recht oppervlak.
2. Schroef de oliepeilstok (14) los.
3. Zuig met een oliepomp en een slang (niet bij de levering
inbegrepen) de motorolie door de vulpijp af.
4. Vul verse motorolie bij en controleer het oliepeil (zie
10.1).
16.4
Tap de brandstof af met een brandstof-
afzuigpomp (afb. 10)
1. Houd een opvangbak onder de slang van de brandstof-
afzuigpomp (niet meegeleverd).
2. Schroef de tankdop (7) los en haal deze van de opening
af.
3. Schuif de slang van de brandstof-afzuigpomp in de
brandstoftank (8) en tap de brandstof met behulp van de
brandstof-afzuigpomp volledig af.
4. Schroef de tankdop (7) er weer op.
NL / BE
|
59